Les 7: Platentektoniek

Startklaar
1 / 48
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Startklaar

Slide 1 - Slide

Startklaar (3 min)

Docent begroet leerlingen, instrueert alle leerlingen om startklaar te zijn en legt materialen klaar.

Leerlingen zorgen ervoor dat zij alle benodigde spullen op tafel hebben, jas uit, mobiel in tas. (Zorg voor een nette en georganiseerde ruimte.)
LEZEN 10 min
Lezen

Slide 2 - Slide

https://www.nu.nl/klimaat/6303415/al-een-jaar-recordtemperaturen-in-oceanen-tekenen-dat-opwarming-versnelt.html?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F
      Lesdoel
Vandaag gaan we leren over wat zijn de gevolgen van plaatbeweging en wat betekent dit voor Chili.

Wij zoomen in op welke natuurrampen ontstaan langs de Ring van Vuur.

Slide 3 - Slide

Het lesdoel (2 min) 

Docent benoemt het lesdoel en bespreekt kort wat de leerlingen zullen leren en waarom dit belangrijk is.

Leerlingen luisteren naar de leerdoelen en krijgen een duidelijk beeld van wat er van hen verwacht wordt tijdens de les. Uitleg van leerdoelen, korte discussie over belang van de leerdoelen
Voorkennis
1. De leerlingen weten waar de Chili ligt.

2. De leerlingen weten wat paltentektoniek is.

3. De leerlingen weten wat continentale en oceanische platen zijn.

Slide 4 - Slide

Welke voorkennis is nodig voor het doel.
Controleer of de leerlingen deze voorkennis beheersten door het stellen van Controle van Begrip vragen
Vorige les
Terugblik

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Vorige les
Terugblik
B               A                D               D        

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Viscositeit - mate van stroperigheid
Water = laag viscositeit
Pindakaas = hoog viscositeit


Aardkorst - vast 
Mantel - stroperig
Buitenkern - vloeibaar
Binnenkern - vast

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Overzicht opbouw aarde
Laag
Materiaal-type
Viscositeit
Kenmerken
Aardkorst
Basalt
Graniet


Vast
Bestaande uit de aardkorst en het bovenste deel van de mantel; stijf en breekt gemakkelijk; vormt de aardplaten.
Aardmantel
Gesmolten gesteente, opgeloste gassen
Plastisch
Gedeeltelijk gesmolten; stromingen in deze laag drijven de beweging van de tektonische platen.
Buitenkern
Vloeibaar


Vloeibaar
Bestaat uit vloeibaar ijzer en nikkel; bewegingen in deze laag genereren het aardmagnetisch veld.
Binnenkern
Vast


Vast
Bestaat uit een vaste bol van ijzer en nikkel; ondanks de hoge temperatuur, blijft het vast door de enorme druk.

Slide 8 - Slide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
A
B
C
Aardkern
Aardkorst
Aardmantel

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Continentale plaat
Oceanische plaat
Graniet
Basalt
Licht
Zwaar
Ouder
Jonger
Dik
Dun

Slide 10 - Slide

Instructie (10 min)

Docent legt de nieuwe stof uit aan de hand van de lesdoel. Ondersteunt bij het maken van aantekeningen en het stellen van vragen. Gebruikt voorbeelden en bouwt de nieuwe stof op in kleine stukken.

Leerlingen luisteren naar de docent, maken aantekeningen en beantwoorden klassikale vragen van de docent.

Klassikale uitleg, aantekeningen maken, visueel en woordelijk, vragen stellen (onderwijsleergesprek), uitgewerkt voorbeeld laten zien.
Graniet
Basalt

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Supercontinent Pangea
270 miljoen jaar geleden:

  1.  Alle aardplaten botsten op elkaar.
  2.  Er ontstond één oceaan en één droog continent
  3.  Convectiestroom duwt aardkorst uit elkaar
  4.  Pangea valt uit elkaar

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Video

This item has no instructions

Wat is de motor achter plaatbewegingen? 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slab Pull en Ridge Push
Slab PullDe trekkracht van een zinkende, oudere plaat die de rest van de plaat meetrekt de mantel in.

Ridge PushDe kracht die een nieuwe, opkomende plaat duwt vanaf de mid-oceanische rug door zwaartekracht.

Deze twee krachten helpen de platen te bewegen en vormen een belangrijk onderdeel van het platentektonisch proces. 

Slide 15 - Slide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Symbolen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Plaatbewegingen

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Platentektoniek

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

1
2
3
Continentale beweegt tegen continentale plaat
Oceanische beweegt tegen oceanische plaat
Continentale beweegt tegen oceanische plaat

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Continentale plaat
Trog
Oceanische plaat
Vulkaan
Subductie

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

1
2
Continentale beweegt weg van continentale plaat
Oceanische beweegt weg van oceanische plaat

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Welke 4 zinnen zijn correct?
  1. De binnenkern van de aarde is vloeibaar.
  2. De kern van de aarde is verantwoordelijk voor het aardmagnetisch veld.
  3. De aardmantel heeft een vaste vorm.
  4. De continentale korst is dikker en lichter dan de oceanische korst.
  5. De temperatuur in de binnenkern is lager dan in de aardmantel.
  6. De oceanische korst bestaat voornamelijk uit graniet.
  7. Convectiestromen in de aardmantel spelen een rol bij het bewegen van de aardkorst
  8. De viscositeit van de aardmantel is hoger dan die van de buitenkern, waardoor de convectiestromen langzaam bewegen..
2 - 4 - 7 - 8

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

Slide 28 - Video

This item has no instructions

Samenvatting van de les
Convectiestromen, slab pull en ridge push zorgen voor de beweging van aardplaten.

Er zijn drie soorten plaatbewegingen: convergent, divergent, en transform.

Deze bewegingen veroorzaken aardbevingen, vulkanisme, en gebergtevorming.

Slide 29 - Slide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Wat zijn convectiestromen en hoe beïnvloeden ze de beweging van aardplaten?

A
Convectiestromen ontstaan door de zwaartekracht en duwen de platen omhoog.
B
Convectiestromen zijn stromingen van gesmolten gesteente in de mantel die de platen bewegen.
C
Convectiestromen zorgen ervoor dat platen altijd naar elkaar toe bewegen.

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Hoe ontstaan convectiestromen in de mantel?

A
Door wrijving tussen de aardplaten.
B
Door botsingen van continenten.
C
Door het temperatuurverschil tussen de hete kern en de koelere bovenmantel.

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat is slab pull?



A
Het opduwen van nieuwe aardkorst bij een mid-oceanische rug.
B
Het trekken van een zinkende plaat door zwaartekracht.
C
Het proces waarbij twee platen langs elkaar bewegen.

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions


Wat gebeurt er bij ridge push?

A
Nieuwe korst wordt gevormd en duwt de platen uit elkaar.
B
Een plaat duikt onder een andere plaat door zwaartekracht.
C
Twee platen botsen en veroorzaken een aardbeving.

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

     Grote afsluiting
De leerlingen kennen ten minste de volgende onderdelen van platentektoniek: convectiestromen, slab pull, ridge push, en de drie soorten plaatbewegingen (convergente, divergente, en transforme plaatbewegingen).

Ze kunnen de oorzaken van deze bewegingen beschrijven en uitleggen hoe deze processen leiden tot aardbevingen, vulkanisme, en de vorming van gebergten.

Slide 34 - Slide

Het lesdoel (2 min) 

Docent benoemt het lesdoel en bespreekt kort wat de leerlingen zullen leren en waarom dit belangrijk is.

Leerlingen luisteren naar de leerdoelen en krijgen een duidelijk beeld van wat er van hen verwacht wordt tijdens de les. Uitleg van leerdoelen, korte discussie over belang van de leerdoelen
Ring van Vuur
gebied ronde Grote Oceaan in de vorm van een boog met veel vulkanisme en aardbevingen.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Vragen tijdens het bekijken van de video
  1. Welke schaal leggen ze ons uit in de video? Wat is de factor voor deze schaal?
  2. Hoe sterk was de aardbeving in Oost-Turkije?
  3. Wanneer vond de tsunami in Japan plaats?
  4. Wat is een perfecte storm?
  5. Hoeveel uur duurt het voordat een golf de Stille Oceaan oversteekt? (Pacific Ocean)
  6. Welke maatregelen nemen Japanners om zich voor te bereiden op de natuurrampen?
  7. Hoeveel aardbevingen vinden er plaats in de Ring van Vuur? In procenten
  8. Waar gaat de volgende verwoestende aardbeving gebeuren?

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Video

This item has no instructions

Waar ontstaat dit?

Slide 38 - Drag question

This item has no instructions

Waar ontstaat dit?

Slide 39 - Drag question

This item has no instructions

Waar ontstaat dit?

Slide 40 - Drag question

This item has no instructions


Wat betekent dit?

Slide 41 - Open question

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.

Wat betekent dit?

Slide 42 - Open question

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.

Wat betekent dit?

Slide 43 - Open question

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Hoe worden vulkanen en aardbevingen
op een thematische kaart weergegeven?

Slide 44 - Open question

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Zelf aan de slag
De binnenkern van de aarde is vast, terwijl de buitenkern vloeibaar is. De temperatuur in de binnenkern is hoger dan in de buitenkern, en de samenstelling bestaat voornamelijk uit … 1 … (ijzer en nikkel / magnesium en silicium). De viscositeit van de buitenkern is … 2 … (laag / hoog) door de vloeibare aard.

(1p) Vraag 1
Vul in op het antwoordblad de juiste keuze achter de cijfers 1 en 2.

Slide 45 - Slide

ijzer en nikkel
laag
Zelf aan de slag
De aardmantel bevindt zich direct onder de aardkorst en is voornamelijk samengesteld uit … 1 … (metalen / gesmolten gesteente). De viscositeit van de aardmantel is hoger dan die van de buitenkern, waardoor de convectiestromen langzaam bewegen. De temperatuur van de aardmantel varieert, maar is lager dan die van de … 2 … (binnenkern / buitenkern).

(1p) Vraag 2
Vul in op het antwoordblad de juiste keuze achter de cijfers 1 en 2.

Slide 46 - Slide

gesmolten gesteente
binnenkern
Zelf aan de slag
De oceanische korst is dunner maar dichter dan de continentale korst. De continentale korst bestaat uit ander gesteente dan de oceanische korst. De oceanische korst bestaat voornamelijk uit … 1 … (basalt / graniet). De temperatuur in de aardkorst stijgt naarmate je dichter bij de … 2 … (aardmantel / aardkorst) komt.

(1p) Vraag 3
Vul in op het antwoordblad de juiste keuze achter de cijfers 1 en 2.

Slide 47 - Slide

basalt
aardmantel
retrieval practice
https://quizlet.com/nl/934400622/periode-1-funderend-aardrijkskunde-flash-cards/?i=1fo1jg&x=1jqt

Slide 48 - Slide

Retrieval practice (10 min)
Docent geeft de leerlingen de tijd om zelf te oefenen met de lesstof en biedt ondersteuning indien nodig.

Leerlingen oefenen zelf met de lesstof door begrippen te oefenen met Quizlet, flashcards te maken en zichzelf te overhoren of topografie spellen online te doen.

Quizlet, flashcards maken, zichzelf overhoren, topografie spellen online