Chap 3, Bron H1

1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
haar, zijn
B
zij, hij
C
mijn, jouw
D
jullie, onze

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Video

Le pronom possessif

Het bezittelijk voornaamwoord

C'est mon livre.      = Het is mijn boek.

Voilà ma chambre. = Hier is mijn                                          slaapkamer.

Slide 5 - Slide

mannelijk zelfstandig naamwoord en bezittelijk vnw
mon  livre 
ton livre   
son livre  











mijn  
mon 
ma
mes
jouw
ton 
ta
tes
haar/ zijn  
son
sa
ses












mijn  
mon 
ma
mes
jouw
ton 
ta
tes
haar/ zijn  
son
sa
ses

Slide 6 - Slide

vrouwelijk zelfstandig naamwoord en bezittelijke vnw
ma   chambre 
ta chambre
sa chambre











mijn  
mon 
ma
mes
jouw
ton 
ta
tes
haar/ zijn  
son
sa
ses












mijn  
mon 
ma
mes
jouw
ton 
ta
tes
haar/ zijn  
son
sa
ses

Slide 7 - Slide

meervoud 
mes parents
tes parents 
ses parents

Slide 8 - Slide

Voorbeelden
1. Marc est mon frère.
2. Ils sont tes parents.
3. C'est sa maison
4. C'est notre voiture.
5. Ce sont vos livres.
6. Ils font leurs devoirs.

Slide 9 - Slide

Let op!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.
C'est son école.         = Dat is zijn/haar school.


Slide 10 - Slide

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre.
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 11 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
1, Prof Holwerdalaan est ... (zijn) adresse .
A
ta
B
ton
C
mes
D
son

Slide 12 - Quiz

(Jouw) ami est très sympa
A
ton
B
ta
C
son
D
sa

Slide 13 - Quiz

(Haar) frère est très intelligent.
A
Son
B
Sa
C
Ton
D
Ta

Slide 14 - Quiz

(Zijn) parents sont très sévères
A
son
B
tes
C
ses

Slide 15 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Paul est ... (haar) cousin.
A
son
B
sa
C
ses
D
mon

Slide 16 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (zijn) parents.
A
tes
B
mes
C
ses
D
les

Slide 17 - Quiz

Questions?
Oui? --> geef ze in de chat

niet voor iedereen > mail AKG

Slide 18 - Slide