Grammatica onderwerp klas 1kgt

 Het onderwerp
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

 Het onderwerp

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Ik weet hoe ik het onderwerp in een zin kan vinden
Ik kan het onderwerp in een zin vinden

Slide 2 - Slide

De persoonsvorm
  • Wat voor woord is de persoonsvorm?
  • Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 3 - Slide

Wat is de persoonsvorm?

Jantien won gisteren de gouden medaille.
A
Jantien
B
won
C
gisteren
D
de gouden medaille

Slide 4 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Fiets jij elke ochtend naar school?
A
Fiets
B
jij
C
elke ochtend
D
naar school

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Wie heeft alle paaseitjes opgegeten?
A
Wie
B
heeft
C
alle paaseitjes
D
opgegeten

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Ik vind grammatica niet moeilijk.
A
Ik
B
vind
C
niet moeilijk
D
grammatica

Slide 7 - Quiz

De oma fietst.

Slide 8 - Slide

De kinderen bakken koekjes.

Slide 9 - Slide

De boom groeit.

Slide 10 - Slide

Het onderwerp
Je zoekt eerst de persoonsvorm in een zin

Dan vraag je
WIE / WAT + persoonsvorm?

Het antwoord op die vraag is het onderwerp

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
  • De jongen gaat naar school
  • De persoonsvorm = gaat


  • Wie/wat + pv = onderwerp --> Wie/wat + gaat
  • Wie gaat (naar school?)


  • Onderwerp = de jongen

Slide 12 - Slide

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 13 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Mijn moeder doet altijd de boodschappen.
A
Mijn moeder
B
doet
C
altijd
D
de boodschappen

Slide 14 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Waarom lust jij geen spruitjes?
A
Waarom
B
lust
C
jij
D
geen spruitjes

Slide 15 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Voetbal is ook een sport voor meisjes.
A
Voetbal
B
is
C
een sport
D
voor meisjes

Slide 16 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Mevrouw van den Broek legt het onderwerp uit.
A
Mevrouw van den Broek
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 17 - Quiz

Die puzzel heeft wel 5000 stukjes.

Slide 18 - Open question

Wanneer komen oma en opa weer op bezoek?

Slide 19 - Open question

Een leerling uit 1C kan goed voetballen.

Slide 20 - Open question

Hoe vind je het onderwerp van een zin?

Slide 21 - Open question

Aan de slag!
Boek Nieuw Nederlands   blz. 80 
Maken: opdracht 1
Noteer van ieder zin:
pv =
ow =

Slide 22 - Slide