What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
TB gramm nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden
TB
voegwoorden
zij/hen/hun
dat/wat
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
Welzijn
MBO
Studiejaar 2
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
TB
voegwoorden
zij/hen/hun
dat/wat
Slide 1 - Slide
Wat is een kenmerk van een enkelvoudige zin?
Slide 2 - Open question
In de zomervakantie gaan we eerst naar Terschelling en daarna gaan we naar Toscane.
enkelvoudige of samengestelde zin?
Slide 3 - Open question
Wat is een kenmerk van
een hoofdzin?
Slide 4 - Open question
Duncan Lawrence treedt op tijdens het Songfestival en hij heeft een miljard streams op Spotify.
A
hoofdzin - bijzin
B
bijzin - hoofdzin
C
hoofdzin - hoofdzin
D
bijzin - bijzin
Slide 5 - Quiz
Welke voegwoorden voegen twee hoofdzinnen samen?
A
onderschikkende voegwoorden
B
nevenschikkende voegwoorden
Slide 6 - Quiz
Welke 4 nevenschikkende
voegwoorden ken je?
Slide 7 - Mind map
Geef een voorbeeld van een samengestelde zin met 2 hoofdzinnen.
Slide 8 - Open question
Julia verwacht dat zij binnenkort haar diploma zal halen.
A
hoofdzin - bijzin
B
bijzin - hoofdzin
C
hoofdzin - hoofdzin
D
bijzin - bijzin
Slide 9 - Quiz
Welke onderschikkende
voegwoorden ken je?
Slide 10 - Mind map
Geef een voorbeeld van een samengestelde zin (hoofdzin + bijzin).
Slide 11 - Open question
Zij - hen - hun zijn persoonlijke voornaamwoorden.
Wanneer gebruik je 'zij' in een zin?
Slide 12 - Open question
Geef een voorbeeldzin met 'zij' als onderwerp in de zin.
Slide 13 - Open question
Wanneer gebruik je 'hen' in een zin?
Slide 14 - Open question
Geef een voorbeeldzin met 'hen'.
Slide 15 - Mind map
Welke vraag stel je om het Lijdend voorwerp in de zin te vinden?
A
wie/wat + pv
B
wie/wat + O
C
wie/wat + pv + O
D
aan wie of voor wie
Slide 16 - Quiz
'Hun' gebruik je als het om een
meewerkend voorwerp gaat zonder
voorzetsel. Geef een voorbeeldzin.
Slide 17 - Mind map
Achter de kassa zat een meisje ..... precies op jou leek.
A
dat
B
die
C
wat
D
wie
Slide 18 - Quiz
Alles ..... je hier ziet, is zelfgemaakt.
A
dat
B
die
C
wat
D
wie
Slide 19 - Quiz
Dat ..... je niet hebt, is altijd het aantrekkelijkst.
A
dat
B
die
C
wat
D
wie
Slide 20 - Quiz
Het eerst ..... ik doe als ik thuiskom, is de hond aaien.
A
dat
B
wat
Slide 21 - Quiz
Ik ben heel ziek, ....... niet goed uitkomt.
A
dat
B
wat
Slide 22 - Quiz
More lessons like this
Grammatica zinsdelen: Hoofdzinnen en bijzinnen
December 2023
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Voegwoorden, Hoofdzinnen en bijzinnen
November 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Grammatica les 6: Hoofdzinnen en bijzinnen
October 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Gramm zd les 4: Hoofdzinnen en bijzinnen
May 2024
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Gramm zd les 4: Hoofdzinnen en bijzinnen
December 2022
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
TOETS Grammatica: hoofd- en bijzinnen HV2 periode 3
April 2023
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
H4 Voegwoord + H4 Enkelvoudige & samengestelde zinnen
March 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Hoofdzinnen en bijzinnen
January 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3