jou / jouw - mij / mijn

Welkom
Nederlands

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
Nederlands

Slide 1 - Slide

Vandaag
Herhaling zakelijk schrijven
Theorie me/mij/mijn, je, jij en jouw

Doel: je weet aan het eind van de les wanneer je me, mij en mijn resp. je, jou en jouw gebruikt.

Slide 2 - Slide

Wat heb je geleerd van de schrijfopdrachten?

Slide 3 - Open question

Wat is de aanhef in een zakelijke e-mail en wat de afsluiting?

Slide 4 - Open question

Wanneer gebruik je "me" en wanneer "mijn"?

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Video

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 7 - Mind map

Wat is een persoonlijk voornaamwoord, noem een voorbeeld.

Slide 8 - Mind map

Maak de zinnen af.
Kun u ........?
Is dit jouw ........?

Slide 9 - Open question

Jou / u / mij --> persoonlijk voornaamwoord, verwijst naar een persoon
Je kunt het vaak vervangen door een naam

Jouw / uw / mijn--> bezittelijk voornaamwoord, ze geven een BEZIT aan. (vaak staat er een zelfstandig naamwoord achter)

Slide 10 - Slide

Schrijf de juiste vorm op 
  1.  Henk zet jou / jouw gegevens op de lijst 
  2.  Dat ga ik meteen voor jou / jouw doen. 
  3. Jou / jouw cake is het lekkerst. 
  4. Ik heb het aan jou / jouw broer gevraagd.
  5. Wilt u / uw nog wat drinken?
  6. Mij / Mijn telefoon is op de grond gevallen.
  7. Wil je mij / mijn even antwoord geven?
  8. Gisteren vierden we jou / jouw verjaardag. 

Slide 11 - Slide

Antwoorden
  1.  Henk zet jou / jouw gegevens op de lijst  
  2.  Dat ga ik meteen voor jou / jouw doen.  
  3. Jou / Jouw cake is het lekkerst.  
  4. Ik heb het aan jou / jouw broer gevraagd. 
  5. Wilt u / uw nog wat drinken? 
  6. Mij / Mijn telefoon is op de grond gevallen. 
  7. Wil je mij / mijn even antwoord geven? 
  8. Gisteren vierden we jou / jouw verjaardag. 

Slide 12 - Slide

Zelfstandig werken
  • Wat? --> Leswijs Taalverrijking 6.3
  • Hoe? --> zelfstandig,  dus het is stil!
  • Hulp? --> hand opsteken, docente komt bij je
  • Tijd? --> 15 / 20 min
  • Uitkomst? --> nakijken in de klas
  • Klaar? --> 

Slide 13 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 14 - Open question