V3 - Nederlands - week 37

Nederlands - week 37
DOSSIER MEDIAWIJSHEID 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Nederlands - week 37
DOSSIER MEDIAWIJSHEID 

Slide 1 - Slide

Instructie 
- Leerdoelen 
- Terugblik 
- meningen en argumenten (Kern les 3)
- opbouw van argumentatie (Kern les 4)

 - Dossier mediawijsheid --> opdracht 3: Influencer

Slide 2 - Slide

Leerdoel 
- Je kunt meningen en argumenten onderscheiden.

- Je herkent verschillende argumentatievormen.
- Je kunt verschillende argumentatievormen toepassen in een eigen geschreven tekst. 

Slide 3 - Slide

Op welke punten kan je letten om de betrouwbaarheid van een tekst te controleren?

Slide 4 - Open question

Les 3: Mening en argumenten
Gelijk hebben, gelijk krijgen!
Betoog: overtuigende tekst --> auteur wil graag gelijk krijgen. 

Met een mening maakt een auteur duidelijk hoe hij ergens tegenaan kijkt. Een ander woord voor mening is standpunt. 

Slide 5 - Slide

Les 3: Mening en argumenten
Ik vind dat het innemen van telefoons niet bijdraagt aan een betere werkhouding bij leerlingen. 

Ik vind dat het innemen van telefoons bijdraagt aan een betere werkhouding bij leerlingen. 

Ik weet niet of het innemen van telefoons bijdraagt aan een betere werkhouding bij leerlingen.

Slide 6 - Slide

Les 3: Mening en argumenten
Ik vind dat het innemen van telefoons niet bijdraagt aan een betere werkhouding bij leerlingen. (negatief standpunt) 

Ik vind dat het innemen van telefoons bijdraagt aan een betere werkhouding bij leerlingen. (positief standpunt)

Ik weet niet of het innemen van telefoons bijdraagt aan een betere werkhouding bij leerlingen. (standpunt van twijfel)

Slide 7 - Slide

Les 3: Mening en argumenten
Arugmenten zijn uitspraken waarmee een auteur zijn standpunt/ mening onderbouwt of verdedigt.

Kenmerken van een argument: 
- woorden als want, doordat, omdat. 
- Mening/ argument bevat feitelijke uitspraken. (controleerbaar) 

Een auteur zal dus zijn best doen om zijn argument zo 'feitelijk' mogelijk te presenteren. 

Slide 8 - Slide

Les 3: Mening en argumenten
Ik vind dat scholen niet vóór 11 uur ’s morgens open mogen gaan, want 
het puberbrein is erbij gebaat om later te beginnen.

Feit of mening? 

Slide 9 - Slide

Les 3: Mening en argumenten
Een kritische lezer moet zich altijd afvragen of het wel klopt wat hij leest, hij moet de argumenten dus controleren. 
De argumenten die de auteur aanvoert beoordelen: 
- Verstand hebben van het onderwerp van de tekst. 
- Feiten controleren. 
- Verschillende bronnen raadplegen. 

Niet-feitelijke argumenten maken een betoog minder sterk. 
'Bij een modern huis hoort een moderne inrichting'

Slide 10 - Slide

Les 4: Opbouw van argumentatie
Als je de argumentatievorm herkent, weet je ook welke tactiek je moet hanteren om tegen het standpunt in te gaan. 

Enkelvoudige argumentatie

Een tv-abonnement is tegenwoordig overbodig, omdat je veel tv-programma's en films ook op internet kunt zien. 

Slide 11 - Slide

Les 4: Opbouw van argumentatie
Meervoudige argumentatie:

 Het is een goed idee om een Netflix-abonnement te nemen, omdat je dan veel leuke serieus kunt kijken, de serie niet steeds onderbroken wordt door reclame en het bijna niks kost. 

Slide 12 - Slide

Les 4: Opbouw van argumentatie
Nevenschikkende argumentatie:

Een Netflix-abonnement is niks voor mij omdat het €10,- per maand kost en zoveel geld heb ik niet te besteden. 

Slide 13 - Slide

Les 4: Opbouw van argumentatie
Onderschikkende argumentatie

Het zou voor mij echt een slecht idee zijn om een Netflix-abonnement te nemen, omdat ik dan niks meer aan mijn huiswerk zou doen, want ik zou dan de ene serie na de andere kijken omdat ik verslavingsgevoelig ben. 

Slide 14 - Slide

Dossier Mediawijs 
Week 35: opdracht 1 --> Filmpje mediawijsheid 

Week 36: opdracht 2 -->                             De beslisboom

Week 37: opdracht 3 --> 
Influencer 



Slide 15 - Slide

Opdracht 3: Influencer 

Slide 16 - Slide

Leeractiviteiten
- Kern les 3: opdracht 1 t/m 3 (blz. 16)

- Kern les 4: opdracht 1 t/m 3 (blz. 20)
- Dossier mediawijsheid --> opdracht 3: Influencer

Slide 17 - Slide

Doel behaald?
Je kunt werkwoorden correct spellen met behulp van het schema werkwoordspelling.

Hoe ging de nulmeting? 
Spelling: werkwoordspelling

Slide 18 - Slide

Even oefenen...
Spelling: werkwoordspelling

Slide 19 - Slide