KWC V3 Leesvaardigheid 4 argumentatievormen (7 en 12-12-2023)

Welkom v3a
7-12-2023 (verkort) 

Leesvaardigheid 4: argumentatievormen
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom v3a
7-12-2023 (verkort) 

Leesvaardigheid 4: argumentatievormen

Slide 1 - Slide

Programma
  1. Dagopening
  2. Lezen
  3. Nakijken opdr 2
  4. Terugblik vorige les Leesvaardigheid 3: mening en argumenten
  5. Leesvaardigheid 4: argumentatievormen
  6. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.


timer
10:00

Slide 3 - Slide

Opdracht 2 nakijken
a Controleerbare feiten:
- In de regio waar de schrijfster woont is geen school voor hoogbegaafde kinderen.
- In het hoogbegaafdenonderwijs moeten ouders jaarlijks een bijdrage van 2.000 euro of meer betalen.
- De overheid betaalt niet mee aan hoogbegaafdenonderwijs.

Slide 4 - Slide

Opdracht 2 nakijken
b Niet of moeilijk te controleren uitspraken die als feiten worden gepresenteerd:
- ‘Nut en noodzaak is blijkbaar bij onze bewindspersonen nog niet duidelijk. Bij de meeste mensen trouwens niet.’
- ‘Al was het maar omdat ze zich dan niet meer zo anders voelen of raar.’
- ‘Het regulier onderwijs is absoluut niet passend voor hoogbegaafde kinderen.’

Slide 5 - Slide

Opdracht 2 nakijken
c Uitspraken die duidelijk de mening van de auteur weergeven:
- ‘Ik kan talloze redenen bedenken waarom het goed is als deze kinderen bij elkaar worden gezet.’
- ‘Alleen wat is er sociaal aan om een kind te omgeven met leerkrachten en kinderen die hem of haar niet begrijpen? Waardoor ze ook vaak buitengesloten worden. Wat is daar goed aan? Ik heb daar inmiddels grote vraagtekens bij.’
- ‘Ik hoor en lees te veel verhalen over depressieve kinderen, over onderpresteerders, over thuiszittende kinderen, over kinderen die drie of vier keer van school wisselen voordat (h)erkend wordt dat ze hoogbegaafd zijn. Is dat erg? Ik vind van wel.’

Slide 6 - Slide


In welke van onderstaande tekstsoorten
kom waarschijnlijk je geen mening tegen?
A
activerende tekst
B
amuserende tekst
C
betogende tekst
D
beschouwende tekst

Slide 7 - Quiz

Waar of niet waar?

Feitelijke uitspraken kun je controleren.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Waar of niet waar?

Een mening in een tekst kun je herkennen aan 'ik vind', 'volgens mij' en 'namelijk'.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Noem twee signaalwoorden waar je
een argument aan kunt herkennen.

Slide 10 - Mind map

Leesvaardigheid 4: argumentatievormen

Doel: Je leert verschillende argumentatievormen herkennen.


Slide 11 - Slide

Opbouw van argumentatie
Een schrijver onderbouwt zijn standpunt met één of meer argumenten, die soms met elkaar verbonden zijn en soms niet.
  • Enkelvoudige argumentatie
  • Meervoudige argumentatie
  • Nevenschikkende argumentatie
  • Onderschikkende argumentatie

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Van welk soort argumentatie
is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
meervoudige argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 17 - Quiz

Van welk soort argumentatie is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
meervoudige argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 18 - Quiz

Van welk soort argumentatie is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
meervoudige argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 19 - Quiz

Van welk soort argumentatie is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
meervoudige argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 20 - Quiz

Opdracht maken
  • Maak opdracht 2 op pagina 22 van je boek. 
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur. 
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen.
timer
15:00

Slide 21 - Slide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les:
  • Huiswerk: leren p. 16, 20  + maken opdr. 2 (p. 22)
  • Meenemen: boek, leesboek, schrift en pen​
  • Programma: leesvaardigheid (3 +) 4


Slide 22 - Slide

Welkom v3a
12-12-2023

Leesvaardigheid 4: argumentatievormen

Slide 23 - Slide

Programma
  1. Lezen 10 minuten
  2. Nakijken Leesvaardigheid 4 opdracht 2 p. 22
  3. Terugblik vorige les Leesvaardigheid 4: checken argumentatievormen
  4. maken opdracht 5 p. 23
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 24 - Slide

Errst lezen 10 minuten
Lezen 10 minuten

Slide 25 - Slide

Opdracht 2 nakijken
 a
- De Provinciale Staten schieten dieren af om hongersnood te voorkomen.
- Er is met een prikpil geprobeerde de populatie in te perken.

b 
Het is een nevenschikkende argumentatie. Om zijn standpunt te onderbouwen gebruikt de schrijver twee argumenten die verband houden met elkaar.

Slide 26 - Slide

1. Een onderschikkende en meervoudige argumentatie heeft altijd meerdere argumenten.
2. Een enkelvoudige argumentatie heeft één argument.
3. En bij onderschikkende argumentatie is er altijd minstens één subargument.
A
1, 2 ,3 Juist
B
1. Onjuist
C
2. Onjuist
D
3. Onjuist

Slide 27 - Quiz

Hét KWC is een goede school. De school heeft veel goede docenten en de leerlingen kunnen zich op deze school goed ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 28 - Quiz

Meervoudige argumentatie heeft..
A
Één hoofdargument
B
Meer dan één hoofdargument
C
Één subargument
D
Meer dan één subargument

Slide 29 - Quiz

Ik wil dit jaar in de zomer graag weer naar Frankrijk, want het is een geweldig vakantieland, omdat de natuur er werkelijk prachtig is.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige argumentatie

Slide 30 - Quiz

Dat Nederlands een moeilijk vak is, komt door alle verschillende spellingregels.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 31 - Quiz

Ook al hebben we al zo lang vrede in Europa, we moeten alert blijven. De dreiging van buiten Europa is er altijd, en ook tussen buurlanden kan een conflict ineens heel erg uit de hand lopen.
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Meervoudige argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie
D
Onderschikkende argumentatie

Slide 32 - Quiz

Dat Nederlands een moeilijk vak is, komt door alle verschillende spellingregels.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 33 - Quiz

Ik ben voor de maatschappelijke dienstplicht, want jongeren moeten discipline leren. Ook moeten ze leren dingen te doen voor een ander in plaats van voor zichzelf.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige argumentatie

Slide 34 - Quiz

Politici zijn niet te vertrouwen, want ze hebben allemaal hun eigen belangen vooropstaan en daarom ga ik niet meer stemmen bij de volgende verkiezingen.
A
Onderschikkende argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Enkelvoudige argumentatie
D
Meervoudige argumentatie

Slide 35 - Quiz

Steek even vingers op (A = 1, B = 2, etc.)
Ik weet welke argumentatievormen er zijn.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 36 - Quiz

Steek even vingers op (A = 1, B = 2, etc.)
Ik kan de argumentatievorm in een tekst herkennen.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 37 - Quiz

Vragen?
Maak zelfstandig
opdracht 5 p. 23

Slide 38 - Slide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: donderdag 14 december
  • Huiswerk: leren p. 16, 20 en LessonUps (zie Teams)​ + maken opdr. 5 (p. 23)
  • Meenemen: boek, leesboek, schrift en pen​
  • Programma: leesvaardigheid (3 +) 4


Slide 39 - Slide