voornaamwoorden

Les 1
1 / 35
next
Slide 1: Slide
Other languagesSecondary Education

This lesson contains 35 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 1

Slide 1 - Slide

Deze les
Absenten
Klas vs. Bartnick
Uitleg woordsoortbenoeming
- voornaamwoorden
Opdrachten maken

Slide 2 - Slide

Maar eerst...
Volgende week so fictie en grammatica blok 2

Slide 3 - Slide

absenten

Slide 4 - Slide

klas vs. Bartnick
Jan miste de trein  (ga naast je tafel staan)
Jan mistte de trein. (ga op de tafel zitten)

Slide 5 - Slide

voornaamwoorden
persoonlijk
bezittelijk
wederkerend/wederkerig

Mijn vriendin en ik hebben voor elkaar een leuk cadeau gekocht.

Slide 6 - Slide

Blok 2
vragend voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
betrekkelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord

Slide 7 - Slide

vragend voornaamwoord
Een vragend voornaamwoord verwijst naar personen of dingen en 'vraagt' daar iets over. De vragend voornaamwoorden (ook wel vraagwoorden genoemd) die in onze taal voorkomen zijn: wie, wat, welk, welke, wat voor (een) en wiens.

Waarom dan niet hoe? Of wanneer?

Slide 8 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Deze, die, dit, dat.

Wijzen naar iets of iemand. Kan in plaats van een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord staan. 

Deze trui is erg warm. Die trek ik in de winter graag aan. 

Slide 9 - Slide

betrekkelijk voornaamwoord
Staan achter een woord/woordgroepje (antecedent)
die, dat, wie, wat
Verwijzen altijd naar iets dat daarvoor genoemd is.

De so die jullie volgende week gaan maken, is voor jullie vast heel makkelijk.

Slide 10 - Slide

antecedent
Dat waar het betr. vnw. naar verwijst. Soms mist het antecedent.

Slide 11 - Slide

antecedent wat
overtreffende trap
iets vaags
een hele zin

Het aardigste wat hij ooit tegen me gezegd heeft is....
Alles wat ik wil is kerstvakantie.
De vakantie begint over vijf weken, wat nog best lang duurt.

Slide 12 - Slide

onbepaald voornaamwoord
iets, niets, niemand, alles, men, wat (iets-> neem jij wat mee), elke, iedereen.

Bij een onbepaald voornaamwoord weet je nooit precies wie of wat bedoeld wordt.

Slide 13 - Slide

Opdracht poster
Maak met je groepje een uitlegposter over één van de volgende onderwerpen. 
  1. vragend voornaamwoord
  2. aanwijzend voornaamwoord
  3. betrekkelijk voornaamwoord
  4. onbepaald voornaamwoordk


Slide 14 - Slide

voorbeeld

Slide 15 - Slide

Les 2

Slide 16 - Slide

Deze les
Absenten
Klas vs. Bartnick 
Poster afmaken
Poster presenteren
Opdrachten maken

Slide 17 - Slide

absenten

Slide 18 - Slide

klas vs. Bartnick
Jan stresst behoorlijk, door alle toetsen. (ga naast je tafel staan)
Jan strest behoorlijk, door alle toetsen. (ga op de tafel zitten)

Slide 19 - Slide

poster afmaken
15 minuten

Slide 20 - Slide

poster presenteren

Slide 21 - Slide

opdrachten
Huiswerk: opdracht 12 blz. 77

Wat doe je als je het niet snapt?

Slide 22 - Slide

Les 3

Slide 23 - Slide

Deze les
Absenten
Klas vs. Bartnick 
Uitleg spelling: zinnen met twee persoonsvormen
Opdrachten één maken
Uitleg werkwoorden uit het Engels
Huiswerk

Slide 24 - Slide

absenten

Slide 25 - Slide

klas vs. Bartnick
Ik snap niet, dat je haar gelooft. (ga naast je tafel staan)
Ik snap niet, dat je haar geloofd. (ga op de tafel zitten)

Slide 26 - Slide

Volgende week donderdag so!
Wat moet je leren?
Hoe pak je dat aan?

Slide 27 - Slide

Leren: Gele blokken. Gedichten en stijlfiguren niet!
OEFENEN!
Online methode of cambiumned.nl
Wat doen als je het niet snapt?

Slide 28 - Slide

Meerdere persoonsvormen in een zin.
Waarom is dit belangrijk?


Slide 29 - Slide

Ik snap niet, dat je haar gelooft.
Omdat het achteraan staat, lijkt het een VD. 


Slide 30 - Slide

opdracht 1

Slide 31 - Slide

nakijken opdracht 1

Slide 32 - Slide

Werkwoorden uit het Engels

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

huiswerk
opdracht 2 blz. 80

Slide 35 - Slide