Samengestelde zinnen : hoofd- en bijzin

Samengestelde zinnen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Introduction

Les over zinnen en zinsstructuur.

Items in this lesson

Samengestelde zinnen

Slide 1 - Slide

Het meisje kocht een nieuwe tas.

Het meisje kocht een nieuwe tas omdat ze een cadeautje mocht kiezen.

Slide 2 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Er zijn zinnen met één persoonsvorm en zinnen met meer persoonsvormen. 

1. Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin:
           vb. Evelien werkt bij de bakker.

2. Een zin met meer dan één persoonsvorm heet 
    een samengestelde zin: 
            vb.  Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes.
            vb.  Omdat Evelien graag koekjes bakt, werkt zij bij de                                 bakker.
 


Slide 3 - Slide

Voorbeeld enkelvoudige zin
  • Het wordt slecht weer vandaag.
  • Ik ga vandaag naar de Action.
  • Hij kijkt veel naar Star Wars.

Slide 4 - Slide

Voorbeeld samengestelde zin
  • Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.

Slide 5 - Slide

Een samengestelde zin heeft altijd één persoonsvorm.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met zes of meer kinderen.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 8 - Quiz

Zes studerende kinderen kunnen een behoorlijke kostenpost vormen voor ouders.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 9 - Quiz

Waarom had ze dat eigenlijk gedaan ?
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 10 - Quiz

Ik zuchtte diep en liep dan weer verder.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 11 - Quiz

Hij vroeg me hoe ik dat boek op de kop getikt had.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 12 - Quiz

Samengestelde zinnen
In een samengestelde zin wordt vaak gebruik gemaakt van een voegwoord. Deze verbinden woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar. 

Slide 13 - Slide

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 14 - Slide

Voegwoorden

en, of, want, omdat, maar, aangezien
als, dat, doordat, terwijl, toen,...



Slide 15 - Slide

voorbeeld
Ik ga naar huis want ik ben moe.
Ik ga naar huis. Ik ben moe.
Hij is geslaagd dus hij krijgt een diploma.
Hij is geslaagd. Hij krijgt een diploma.
Henk mag tv kijken of hij mag gamen.
Henk mag tv kijken. Hij mag gamen.

Slide 16 - Slide

Kies uit: Wat zijn voegwoorden?
A
of, want, ik, hij
B
tafelpoot, stoelendans, kamerscherm
C
maar, want, omdat, en, of

Slide 17 - Quiz

Maak een correcte samengestelde zin met het voegwoord "want" en de persoonsvormen "viel" en "was"

Slide 18 - Open question

Maak een samengestelde zin met het voegwoord "of" en de persoonsvormen "krijg" en " kies"

Slide 19 - Open question

Maak er een samengestelde zin van:
Ilse heeft haar kamer geverfd. Het is niet mooi geworden.

Slide 20 - Open question

Ik lust echt geen patat. Ik ga niet naar McDonald's.

Slide 21 - Open question

Ik weet het verschil tussen een samengestelde en enkelvoudige zin, kan hoofd- en bijzin onderscheiden.
Ik kan voegwoorden herkennen.
010

Slide 22 - Poll