Hoofdstuk 2 Aanbod van arbeid

Aanbod van arbeid
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Aanbod van arbeid

Slide 1 - Slide

Keuze tussen werk en vrije tijd
Werk concurreert met vrije tijd.
Ga je meer werken, dan heb je meer inkomen, maar minder vrij tijd.
Het verband is weer te geven in een grafiek, vergelijkbaar met de budgetlijn (module schaarste geld en handel)

Slide 2 - Slide

Aanzuigeffect 
Wanneer het economisch goed gaat, stijgen de bestedingen, hierdoor stijgt de productie en is er meer vraag naar arbeid. Hierdoor neemt de kans op het vinden van een baan toe. Mensen die voorheen dachten geen kans te maken, gaan zich nu wel aanbieden. Dit noemen we het aanzuigeffect.

Slide 3 - Slide

Ontmoedigingseffect
Wanneer het economisch slecht gaat zijn er weinig bestedingen, de productie is laag. Er is veel werkloosheid (een ruime arbeidsmarkt). Doordat mensen nu weinig kans hebben op het vinden van een nieuwe baan, zal een deel zich terug trekken van de arbeidsmarkt (gaan bijv. studeren). Dit noemen we het ontmoedigingseffect.

Slide 4 - Slide

p/a ratio
deeltijdfactor = aantal gewerkte uren / aantal uren voltijdbaan x 100
 p/a ratio = werkgelegenheid in personen /  werkgelegenheid in arbeidsjaren
arbeidsjaar = voltijdbaan, dus het aantal banen wanneer er alleen volledig zou worden gewerkt. 
p/a ratio is bijv 1,4 dan doen 140 personen samen 100 volledige banen. 
Hoe hoger de p/a ratio, hoe meer deeltijdwerkers.

Slide 5 - Slide

p/a-ratio = aantal werkzame personen / aantal voltijds arbeidsjaren dat wordt vervuld

-> Als meer mensen parttime gaan werken, dan gaat de p/a-ratio
A
omhoog
B
omlaag
C
niet veranderen

Slide 6 - Quiz

Wat gebeurt er met het P/A ratio wanneer het aantal mensen met een deeltijdbaan stijgen?
A
Daalt het p/a ratio
B
Stijgt het P/A ratio

Slide 7 - Quiz

Beroepsbevolking

  • mensen die kunnen & willen werken = beroepsbevolking
  • 1. iedereen die nu al werkt; 
  • 2. werklozen horen ook bij beroepsbevolking

Slide 8 - Slide

Werklozen
Beroepsbevolking

Beroepsbevolking:
Alle mensen tussen 15 en pensioen-leeftijd die werken of werkloos zijn


Werkzame    beroepsbevolking:
Het werkzame deel van de beroepsbevolking

Slide 9 - Slide

Participatiegraad
Beroepsbevolking
potentiële beroepsbevolking       * 100%

Beroepsbevolking= iedereen die zich aanbiedt op de arbeidsmarkt
Potentiële beroepsbevolking= alle mensen tussen 15 en 75 jaar oud

Slide 10 - Slide

Arbeidsparticipatie
Beroepsgeschikte bevolking (potentiele beroepsbevolking) = 15 jaar tot aow-gerechtigde leeftijd.
Deze groep is te verdelen in:
   - beroepsbevolking (aanbod van arbeid), werknemers,               
      werklozen + zzp'ers
   - Niet beroepsbevolking, mensen die zich niet aanbieden 
      (studenten, huisvrouwen)

Slide 11 - Slide

participatiegraad
bruto participatiegraad = beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking x 100

Netto participatiegraad = werkzame beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking x 100

samenstelling beroepsbevolking verandert voortdurend. 
Instroom: schoolverlaters, herintreders (mensen die zich terug hadden getrokken, maar nu weer gaan aanbieden)
Uitstroom: arbeidsongeschikten, bereiken van aow leeftijd, of tijdelijk terugtrekken i.v.m. bijv het krijgen van kinderen.

Slide 12 - Slide

De participatiegraad bereken je door..
A
beroepsbevolking/ alle nederlanders x 100%
B
beroepsgeschikt/ beroepsbevolking x 100%
C
beroepsbevolking/ beroepsgeschikt x 100%
D
werkenden/ beroepsbevolking x 100%

Slide 13 - Quiz

Wat is het verschil tussen de bruto en de netto participatiegraad?

Bij de bruto worden de ... wel meegerekend, bij de netto participatiegraad niet.
A
niet-actieven
B
gepensioneerden
C
arbeidsongeschikten
D
werklozen

Slide 14 - Quiz

wanneer is de bruto participatiegraad gelijk aan de netto participatiegraad
A
nooit
B
als de werkloosheid nul is
C
als meer inactieven actief worden
D
als er geen deeltijdbanen meer zijn

Slide 15 - Quiz

Inactieven & Arbeidsparticipatie
  • Sociale zekerheid & draagvlak
  • De i/a-ratio
  • Vergrijzing (gevolgen & oplossingen)

Slide 16 - Slide

i/a-ratio
i/a-ratio* = 


aantal inactieven
aantal actieven
x 100

Slide 17 - Slide

i/a
inactieve/actieve

Slide 18 - Slide

i/a-ratio rekenvoorbeeld









Dit betekent dat de i/a-ratio met 19,6% zal stijgen tussen 2000 en 2040.

..A..
..B..
..C..

Slide 19 - Slide

Leidt de vergrijzing tot een daling of een stijging van de i/a ratio?
A
Daling
B
Stijging

Slide 20 - Quiz

Wat gebeurt er met de i/a-ratio als de arbeidsproductiviteit verdubbelt?
A
De i/a-ratio stijgt
B
De i/a-ratio daalt
C
De i/a-ratio verandert niet

Slide 21 - Quiz