This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Thema 6
Bs 3
Bevruchting
Slide 1 - Slide
Planning
Herhaling/huiswerk
Leerdoelen
Uitleg bevruchting
Opdrachten maken
Huiswerk:
1HA: 6.3 1 t/m 7
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Je kunt beschrijven hoe de bevruchting bij zaadplanten verloopt
Je kunt de veranderingen in het zaadbeginsel na bevruchting beschrijven
Slide 3 - Slide
De stamper bestaat uit:
stempel
stijl
vruchtbeginsel
Slide 4 - Drag question
Windbloem of insectenbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem
Slide 5 - Quiz
Windbloem of insectenbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem
Slide 6 - Quiz
wat heeft een windbloem niet?
A
kelkbladeren
B
grote stamper
C
stuifmeel korrel die ruw is
D
veel stuifmeel
Slide 7 - Quiz
De meeldraden zijn groot en veervormig
A
Windbloem
B
Insectenbloem
Slide 8 - Quiz
Is dit een stuifmeelkorrel van een windbloem of van een insectenbloem? Leg je antwoord uit.
Slide 9 - Open question
Insectenbloem
Een insectenbloem is een bloem die door..................................bestoven wordt.
De kroonbladeren zijn ..................................
Het vrouwelijke geslachtsorgaan, de............................ en het mannelijk geslachsorgaan ............................. bevinden zich ..................................... de bloem.
Een insectenbloem produceert ............................ om insecten te lokken. Ze produceren ........................... stuifmeel.
De korrels zijn ........................ en ruw.
De stuifmeel korrels blijven plakken aan bijvoorbeeld ...........................
opvallend gekleurd
weinig
kleverig
binnen
insecten
stamper
meeldraden
nectar
bestuiving
veel
groen
glad
Slide 10 - Drag question
BeVRUCHTing
- In het vruchtbeginsel bevinden zich 1 of meerdere zaadbeginsels. - In een zaadbeginsel ontstaat één eicel (vrouwelijke geslachtcel). In iedere eicel zit een kern.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Bevruchte eicel
Kiem ontstaat uit een bevruchte eicel (kan uitgroeien tot een kiemplantje)
Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad
Slide 13 - Slide
Het zaadbeginsel zit...
A
...op de stempel van de bloem
B
...in het vruchtbeginsel van de bloem
C
...in de stijl van de bloem
D
... bij de kelkbladeren van de bloem
Slide 14 - Quiz
Het zaadbeginsel is de voorloper van....... Het vruchtbeginsel de voorloper van.........
A
het zaad - de vrucht
B
de stamper - de vrucht
C
het zaad - de bloem
D
de bloem - de vrucht
Slide 15 - Quiz
Waaruit ontstaat een stuifmeelbuis?
A
uit een zaadbeginsel
B
uit een vruchtbeginsel
C
uit een stuifmeelkorrel
Slide 16 - Quiz
Wat gebeurt er tijdens de bevruchting?
A
Er komt stuifmeel op de stempel.
B
Het zaadbeginsel groeit uit tot een zaad.
C
Er groeit een buisje uit een stuifmeelkorrel door de stijl van de stamper
D
De celkern van de stuifmeelkorrel smelt samen met de celkern van de eicel.