Woordenschat oefenen

Welkom!
  • Jas op de kapstok, telefoon in de telefoontas, spullen op tafel.
  • Neem plaats en ga lezen uit je leesboek.
  • Tijdens het lezen doe ik de materiaal- en huiswerkcontrole.

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom!
  • Jas op de kapstok, telefoon in de telefoontas, spullen op tafel.
  • Neem plaats en ga lezen uit je leesboek.
  • Tijdens het lezen doe ik de materiaal- en huiswerkcontrole.

Slide 1 - Slide

Mededelingen
Geen mededelingen. 

Slide 2 - Slide

Regels
  • Telefoon in de telefoontas, voor de tweede bel is gegaan.
  • Jassen aan de kapstok, voor de tweede bel.
  • Niet eten, alleen water drinken.
  • Geen petjes, capuchons of mutsen.
  • Inhalen toetsen: de dinsdag na de week waarin
      een toets gepland stond, via de school.
  • Bij CRS:
        Symbool geeft gewenste werkhouding aan.
        Stoplicht: rood = geen vragen, oranje = hand opsteken om vraag te stellen.
  • 100% huiswerk- en materiaalcontrole; je hebt alles bij je op het moment dat je de les in komt. Ik wil dus geen 'mijn boek ligt nog in mijn kluisje'. Materiaal: lesboek, schrift en leesboek.
  • Als je iets wil zeggen, steek je je vinger op.

Slide 3 - Slide

Gevolgen
Niet de gewenste werkhouding? Eén keer waarschuwen.
Tweede keer waarschuwen = vrijdagmiddag 16.00 tot 17.00u in 503.

  • Na een derde waarschuwing, geldt voor de hele klas dat de eerstvolgende aan de bak gaat met een aparte opdracht en nakomt op vrijdagmiddag 16.00u tot 17.00u.
  • Gemiste lestijd, en dat is ook als je aan een aparte opdracht gezet wordt, wordt ingehaald op de hierboven genoemde dag en tijden.

Over huiswerkcontrole:
Huiswerk kan ik alleen checken als je je schrift bij je hebt. Geen schrift bij? Dan noteer ik dit als 'huiswerk niet gemaakt'. In dit geval blijf je in de pauze om huiswerk voor de komende les te maken. Heb je dit af, dan mag je gaan.
Als we geen huiswerk hebben of je had het in de les al af, dan blijf je om te lezen.
Voor de tweede keer op rij geen materiaal bij? Dan zet ik je (elders) aan het werk, je lestijd haal je in.


Slide 4 - Slide

Woordenschat
We gaan nog even goed oefenen op metaforen, personificaties en vergelijkingen.

Een vergelijking en metafoor gebruiken twee elementen: beeld en object. 

Slide 5 - Slide

Woordenschat
Bij een vergelijking zijn beeld en object allebei in de zin te zien, deze worden verbonden door het woordje 'als' of de woorden 'van een'.

Een beer van een vent.
Die vent is zo sterk als een beer.
Je ziet: A is als B

Slide 6 - Slide

Woordenschat
Bij een metafoor wordt alleen het beeld genoemd. Wat er precies met het beeld bedoeld wordt, wordt niet gezegd.
 Bij metaforen kunnen ook hele woordgroepen als metafoor worden gebruikt.

Dat is mosterd na de maaltijd.
Hij is de benjamin van de familie.
Voetbal is oorlog.
Je ziet elke keer: A is B.



Slide 7 - Slide

Woordenschat
Een personificatie is anders: daar wordt het object menselijke eigenschappen toebedeeld.

De auto's kropen door de file.
De stoel zucht onder het gewicht.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Afsluiting
  • We hebben gelezen.
  • We hebben een laatste keer geoefend op beeldspraak: je weet de verschillen en kan de drie vormen goed benoemen.
  • Volgende les: een toets!
  • Geen huiswerk, gewoon goed leren.
  • Na de toets gaan we verder met (begrijpend) lezen.

Slide 10 - Slide