PTA Darum Deutsch

Kapitel 2: Darum Deutsch
Grammatik: Naamvallen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Kapitel 2: Darum Deutsch
Grammatik: Naamvallen

Slide 1 - Slide

Inhalt

  • Naamvallen

Slide 2 - Slide

macht
machen
mache
machst
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 3 - Drag question

Sterk werkwoord met ä in de stam

Slide 4 - Slide

Welke personen krijgen een Umlaut op de klinker? ../../../..

Slide 5 - Open question

Ich fahre mit dem Bus zum Praktikum.
......... du auch mit?
timer
0:10
A
fahrst
B
fährst
C
fahrt
D
fährt

Slide 6 - Quiz

Sterk werkwoord met a in de stam
fahren:
ich fahre
du fährst
er/sie/es/Merel/Brian fährt
wir fahren
ihr fahrt
sie/Sie fahren

Slide 7 - Slide

(tragen)
Emma ....... eine Uniform an ihrer Schule.
timer
0:19
A
trägt
B
tragt
C
trägst
D
tragst

Slide 8 - Quiz

(laufen)
Annika und Eline ........ jeden Tag zur Schule.
timer
0:10
A
läufen
B
laufe
C
laufen
D
läuft

Slide 9 - Quiz

Sterk werkwoord met a in de stam
Gibt es noch Fragen?

Slide 10 - Slide

Naamvallen

Slide 11 - Slide

Welke voorzetsels krijgen een 3e naamval? (6x)
timer
0:30

Slide 12 - Open question

Welke voorzetsels krijgen een 4e naamval? (7x)
timer
0:30

Slide 13 - Open question

m
v
o
mv
1
der
die
das
die
3
4
die
das
die
dem
den
der
den +n

Slide 14 - Drag question

Als er geen voorzetsel in de zin staat, moet je de zin
ontleden. Welke zinsdelen krijgen welke naamval?
1e naamval
3e naamval
4e naamval
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp

Slide 15 - Drag question

De Ein-Gruppe is bijna hetzelfde als der Der-Gruppe. Maar bij de Ein-Gruppe komt er soms geen uitgang achter. Wanneer? Er zijn meerdere antwoorden juist.
timer
0:20
timer
0:20
A
mannelijk 1e naamval
B
mannelijke 4e naamval
C
onzijdig 1e naamval
D
onzijdig 4e naamval

Slide 16 - Quiz

(das Fahrrad)
Er fährt mit d____ Fahrrad zur Schule.
timer
0:20
A
der
B
die
C
das
D
dem

Slide 17 - Quiz

(der Brief)
Hast du d___ Brief gesehen?
timer
0:20
A
der
B
dem
C
den

Slide 18 - Quiz

(die Frau)
Der Mann hat sein___ Frau eine Tasche gegeben.
timer
0:20
A
seine
B
seiner
C
seinen
D
seinem

Slide 19 - Quiz

(die Mutter)
Wohnst du immer noch bei dein____ Mutter?
timer
0:10
A
deine
B
deiner
C
deinem
D
deinen

Slide 20 - Quiz

(die Einladung)
Ich habe euch ein____ Einladung geschickt.
timer
0:20
A
ein
B
eine
C
einem
D
einer

Slide 21 - Quiz

Naamvallen
Gibt es noch Fragen?

Slide 22 - Slide