Les 3 Bedrijfseconomie

Les 3: Bedrijfseconomie
- Lesduur 1,5 uur
- Leerdoelen
- Theorie Basis Management
Pagina 13 t/m 17 van je moduulboek Basis Management
- Quizvragen
- Uitleg opdracht marketing paragraaf 2.5 moduulboek
- Afsluiting

1 / 29
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Les 3: Bedrijfseconomie
- Lesduur 1,5 uur
- Leerdoelen
- Theorie Basis Management
Pagina 13 t/m 17 van je moduulboek Basis Management
- Quizvragen
- Uitleg opdracht marketing paragraaf 2.5 moduulboek
- Afsluiting

Slide 1 - Slide

Planning komende weken
Les 1 Marketing
Les 2 Marketing
Les 3 Bedrijfseconomie
Les 4 Bedrijfseconomie 
Les 5 Personeelszaken
Les 6 Personeelszaken
-> Indien er meer lessen dan 6 zijn ingeroosterd is er tijd om de opdrachten af te maken.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen les 3
- Het verschil tussen opbrengsten en kosten uitleggen.

- Je kunt uitleggen welke onderdelen er in een exploitatieoverzicht staan en de definitie van deze onderdelen. 

Slide 3 - Slide

Les 3 Bedrijfseconomie
- Lesduur 1,5 uur
- Inleiding bedrijfseconomie
- Quizvragen

Slide 4 - Slide

Waar denk je dat het onderdeel bedrijfseconomie over gaat?

Slide 5 - Mind map

Wat leer je bij dit onderdeel bedrijfseconomie?



  •  Je leert enkele aspecten die komen kijken bij het oprichten en runnen van een eigen bedrijf. Specifiek de kosten en opbrengsten en het exploitatieoverzicht.

Slide 6 - Slide

OPBRENGSTEN EN KOSTEN
OPBRENGST = WAT HEB IK VERDIEND (VERKOOP/WINST)?
KOSTEN = WELKE KOSTEN HEB IK GEMAAKT?

Slide 7 - Slide

Welke kosten kan een bedrijf volgens jou hebben?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

(Exploitatie)kosten
  • Huisvestingskosten
  • Voorraadkosten
  • Verkoop en marketingkosten
  • Personeelskosten
  • Rentekosten
  • Kosten voor duurzame bedrijfsmiddelen (afschrijving)
  • Overige kosten

Slide 10 - Slide

Exploitatieoverzicht
Exploitatie =  het runnen en verdienen van een bedrijf.
Een overzicht van opbrengsten en kosten van een bedrijf.
Waarom moet je hier een overzicht van hebben?
Exploitatieoverzicht dierenspeciaalzaak per jaar: https://www.retailinsiders.nl/data/#

Slide 11 - Slide

Het exploitatieoverzicht
Omzet
Inkoopwaarde van de omzet -
 Brutowinst
Exploitatiekosten -
Bedrijfsresultaat
Uitleg exploitatieoverzicht ->

Slide 12 - Slide

Voorbeeld 
Van een winkelier zijn de volgende gegevens bekend:
Omzet €675.000 
IWO €310.000 
Personeelskosten €85.000 Huisvestingskosten €22.000 Verkoopkosten €5.600 Afschrijvingskosten € 12.000
Rentekosten €3.800
Overige exploitatiekosten €1.500
Exploitatieoverzicht
Omzet
IWO -
Brutowinst
Personeelskosten -
Huisvestingskosten -
Verkoopkosten -
Afschrijvingskosten -
Rentekosten -
Overig -
Nettowinst
€675.000
€310.000
€365.000
€85.000
€22.000
€5.600
€12.000
€3.800
€1.500
€235.100

Slide 13 - Slide

Resultaat berekenen
Omzet (ex btw)
Inkoopwaarde (ex btw)  -
Bruto Winst
Bedrijfskosten  -
Netto Winst

Slide 14 - Slide

Hoe bereken je de netto winst?
A
omzet - kosten
B
omzet - alle kosten
C
Omzet - inkoopwaarde vd omzet
D
bruto winst - inkoopwaarde vd omzet

Slide 15 - Quiz

brutowinst reken je uit door:
A
Bedrijfsresultaat - nettowinst
B
opbrengsten verkoop - inkopen verkopen
C
opbrengsten verkoop - personeelskosten
D
opbrengsten verkopen - nettowinst

Slide 16 - Quiz

Hoe bereken je de omzet?
A
prijs * hoeveelheid
B
brutowinst = bedrijfskosten
C
opbrengst - kosten
D
winst - inkoopwaarde van de omzet

Slide 17 - Quiz

Kosten vs Uitgaven
  • Uitgaven voel je in de portemonnee van je bedrijf -> aankoop van een dure machine.
  • Kosten hebben invloed op de winst (waarde) van je bedrijf -> afschrijvingskosten.

In de exploitatieoverzicht gebruiken we alleen kosten!

Slide 18 - Slide

De contante verkopen in januari waren € 5.000.
Zijn dit OPBRENGSTEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Stel dat je op 15 januari een boek hebt verkocht, maar de koper betaalt je vandaag pas. Op welke dag vinden de opbrengsten plaats?
A
15 januari
B
vandaag

Slide 20 - Quiz

Wat is het grootste Nederlandse bedrijf?

Slide 21 - Mind map

Aandelen van Shell
Er zijn ruim 11,3 miljoen aandelen op de markt. 
Ieder aandeel is ruim €15 waard. 

Slide 22 - Slide

Je verkoopt een auto op rekening voor € 8.000,- De inkoopwaarde was € 5.000,- Wat wordt er nu geboekt?
A
Niets het is nog niet betaald
B
Alleen de inkoop voor € 5.000,-
C
Omzet + € 8.000,-
D
Omzet +€ 8.000,- en inkoop € 5.000,-

Slide 23 - Quiz

Resultatenrekening
kosten (debet)
             opbrengsten (credit)
inkoopwaarde
huurkosten
rentekosten
loonkosten
afschrijvingskosten
etc etc
(winst) 
omzet 





(eventueel verlies)
totaal
totaal

Slide 24 - Slide

Resultatenrekening
kosten
                        opbrengsten
inkoopwaarde          5000
huurkosten               2000
rentekosten               500
loonkosten                3000
afschrijvingskosten 500
overige kosten          1000
(winst)                          
omzet                  14.500





(eventueel verlies)
totaal           € 14.500
totaal            € 14.500

Slide 25 - Slide

Wat heb ik nodig om de winst te berekenen?
Winst
Opbrengst
Boodschappenlijst
Huurkosten
Aantal producten
Inkoopprijs
Arbeidskosten
Aantal dagen gewerkt
Voorraadkosten

Slide 26 - Drag question

Opbrengst = €25 * 50
Huur = €700
Materiaalkosten = €200
Energierekening = €50
Wat is de winst?
A
€450
B
€300
C
€350
D
€250

Slide 27 - Quiz

1.4 Hoe bereken je de winst?
  • Winst = opbrengst - kosten 
  • Winst per product = verkoopprijs - kostprijs

Slide 28 - Slide

Meer zeggenschap
Minder risico
Vrijheid
Doorbetaald
bij ziekte
Kans op een hoger inkomen
Door de wet beschermd

Slide 29 - Drag question