Les 11 - Werkwoordspelling B (HH + Engels)

ZRGVEPL419AK
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

ZRGVEPL419AK

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- Overzicht gemaakt werk
- Ik kan de werkwoordspellingregels benoemen en toepassen.
- Ik weet of welke manier ik Engelse werkwoorden moet vervoegen.



Slide 2 - Slide

Even terug naar de basis...
  • Wat is de persoonsvorm in een zin?
  • Het werkwoord.
  • Hoe vind je de persoonsvorm?
  • De zin vragend maken / de zin van tijd veranderen.
  • Om een werkwoord te kunnen vervoegen,
      moet je weten wat ...
  • ... de stam van het werkwoord is.

Slide 3 - Slide

Even terug naar de basis...
  • De persoonsvorm kunnen we vervoegen in de ...
  • ...tegenwoordige en verleden tijd.
  • Welke ander werkwoordsvorm is er?
  • Voltooid deelwoord.
  • Welke kenmerken heeft het voltooid deelwoord?
  • Heeft een voorvoegsel,  staat samen met hulpwerkwoord.

Slide 4 - Slide

Even terug naar de basis...
  • Wat moet je weten om een werkwoord in de verleden tijd te      vervoegen?
  • Of het een zwak of sterk werkwoord is.
  • Wat is het verschil tussen een zwak en sterk werkwoord?
  • Sterkte werkwoorden veranderen in de verleden tijd van            klank.

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm in de
TEGENWOORDIGE TIJD

Slide 6 - Slide

1. STAM

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 7 - Slide

2. STAM + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de stam + t


jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 8 - Slide

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsten

jullie praten

Henk en Truus vinden

Slide 9 - Slide

Persoonsvorm in de
VERLEDEN TIJD

Slide 10 - Slide

 Sterke werkwoorden

Je schrijft het op zoals het klinkt

  • duiken -> 
  • roepen -> 
  • zwemmen -> 

Slide 11 - Slide

Zwakke werkwoorden


Gebruik 'T eX KoFSCHiP

Stap 1.  Hele werkwoord -en   
Stap 2. Staat de laatste letter in 'T eX KoFSCHiP?
Stap 3. JA?  (bij enkelvoud) +te / (bij meervoud) +ten
                NEE? (bij enkelvoud) +de / (bij meervoud) +den

Slide 12 - Slide

Zwakke werkwoorden


Hij verft het huis.
Hij (verven) vorige week het huis.

Stap 1.  Hele werkwoord -en   = verv
Stap 2. Staat de laatste letter in 'T eX KoFSCHiP?
Stap 3. NEE +de 
Hij verfde vorige week het huis. 

Slide 13 - Slide

VOLTOOID
DEELWOORD

Slide 14 - Slide

Sterke werkwoorden
- veranderen van klank
Zwakke werkwoorden
- ge + stam + t/d
- woorden met 
   ver- her- ont- be- of -er       krijgen geen ge- extra         ervoor
- langer maken 

Slide 15 - Slide

ENGELSE WERKWOORDEN

Slide 16 - Slide

ENGELSE WERKWOORDEN
- Engelse werkwoorden vervoeg je hetzelfde als Nederlandse werkwoorden.

- Als je uitspraak niet meer klopt, moet je de stam aanpassen.

Slide 17 - Slide

Lesdoel
Na deze les ken je de regels rondom de vervoeging van Engelse werkwoorden

Slide 18 - Slide

Regels
Engelse werkwoorden vervoeg je net zoals Nederlandse.
Bij lastige zaken (zoals woorden woorden als pushen) ga je uit van de klank (sis-klank).

Bij verleden tijd en voltooid deelwoord ga je uit van de regels van het x-kofschip (of 't fokschaap x c.q. 't sexy fokschaap). 

Slide 19 - Slide

Spelling Engelse ww

Engelse werkwoorden vervoeg je in het Nederlands net als de zwakke werkwoorden:

- tegenwoordige tijd:           ik-vorm, ik-vorm + t        haal -en van hele ww.

- verleden tijd:                         't sexy fokschaap:          ik-vorm + te(n) of de(n)

- voltooid deelwoord:           't sexy fokschaap:           +t / +d


Ik jog - hij jogt - wij joggen     ik jogde - wij jogden              wij hebben gejogd

ik race - hij racet - wij racen   ik racete - wij raceten           wij hebben geracet

Slide 20 - Slide

Haal de -n eraf voor TT en voeg de gebruikelijke uitgang toe
Haal de -en eraf voor VT en VD en gebruik het x-kofschip.

Slide 21 - Slide

De ik-vorm krijgt geen dubbele medeklinker!
Haal de -en van het hele werkwoord en kijk dan naar laatste letter bij vt en vd.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Persoonsvorm verleden tijd

Romy en Marie (racen)
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 24 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Bob logt in en downloadt een document.
B
Bob logd in en download een document.
C
Bob logt in en download een document.
D
Bob logt in en downloat een document.

Slide 25 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
timer
0:15
A
De leerling stresste tijdens de toetsweek
B
De leerling streste tijdens de toetsweek
C
De leerling stressde tijdens de toetsweek
D
De leerling stresde tijdens de toetsweek

Slide 26 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:

timer
0:15
A
Hij heeft de hele dag gegamed.
B
Hij heeft de hele dag gegamet.
C
Hij heeft de hele dag gegamt.
D
Hij heeft de hele dag gegamd.

Slide 27 - Quiz

Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd.
Mijn vriendje ... (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 28 - Quiz

Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd.
Mijn vader (downloaden)
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 29 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Gisteren racede ik naar huis
B
Gisteren racte ik naar huis
C
Gisteren racete ik naar huis
D
Gisteren racde ik naar huis

Slide 30 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:

A
Hij heeft de hele dag gegamed.
B
Hij heeft de hele dag gegamet.
C
Hij heeft de hele dag gegamt.
D
Hij heeft de hele dag gegamd.

Slide 31 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
timer
0:15
A
De leerling stresste tijdens de toetsweek
B
De leerling streste tijdens de toetsweek
C
De leerling stressde tijdens de toetsweek
D
De leerling stresde tijdens de toetsweek

Slide 32 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Bob logt in en downloadt een document.
B
Bob logd in en download een document.
C
Bob logt in en download een document.
D
Bob logt in en downloat een document.

Slide 33 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Ik ben door het ongeluk gebrainwasht.
B
Ik ben door het ongeluk gebrainwashet.
C
Ik ben door het ongeluk gebrainwashd.
D
Ik ben door het ongeluk gebrainwashed.

Slide 34 - Quiz

Engelse werkwoorden vervoegen
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Hij gamet de hele dag.
B
Hij gamed de hele dag.
C
Hij gamt de hele dag.
D
Hij gamd de hele dag.

Slide 35 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
De computer crashed tijdens de les
B
De computer crasht tijdens de les
C
De computer crashet tijdens de les
D
De computer crash't tijdens de les

Slide 36 - Quiz

Hoe schrijf je het
volgende werkwoord in de
hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet
C
delete

Slide 37 - Quiz


Hij (liken) .... elke foto die zij plaatst.

A
likt
B
liket
C
liked
D
likedt

Slide 38 - Quiz


Na schooltijd (racen, vt) .... hij naar huis om op tijd te zijn voor de visite.
A
racte
B
racde
C
racete
D
racede

Slide 39 - Quiz

Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt:
timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 40 - Quiz

Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt:
barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 41 - Quiz

Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt:
lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 42 - Quiz

Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm vt:
pushen
A
pushete
B
pushde
C
pushte
D
pushede

Slide 43 - Quiz

Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm tt:
deleten
A
deletet
B
delet
C
delete

Slide 44 - Quiz

Huiswerk
Maken online - Taal Integraal van Motile:

- Verleden tijd
- Engelse werkwoorden
- Alles door elkaar



Slide 45 - Slide