TaalCompleet A2, T6 Werk zoeken

• NT2
• MBO
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute n2
• Studiejaar 2

Thema 6 Werk zoeken

Een brief waarin je schrijft dat je die baan graag wilt hebben.

1. de sollicitatiebrief
2. de sollicitatie brief
3. de solicitatiebrief
4. de sollisitatiebrief

Interesse hebben in

Werkgever

Werknemer

solliciteren

tegenovergestelde van het voordeel

Een baan waar iemand voor gezocht wordt.

1. de vaccature
2. de vacature
3. de vakature

De bar

1. de café
2. het cafee
3. het café
4. de cafee

hierin staat wat je opleiding is en waar je gewerkt hebt en wie je bent

1. bv
2. cvc
3. cv
4. vb

wanneer je kunt werken

Een deel binnen een bedrijf

1. de verdieping
2. de afdeling
3. de etage
4. het gedeelte

geld dat je aan het rijk moet geven voor algemene voorzieningen

1. de verzwaring
2. het salaris
3. de belasting
4. de boete

partime

1. gedeelte
2. deeltijd
3. deels
4. voltijd

op zichzelf

geld dat je ergens voor krijgt of geeft

1. de boete
2. uitkering
3. prijs
4. de vergoeding

beroep van iemand die dingen in elkaar zet of repareert

1. de maker
2. de helper
3. de monteur
4. de werkman

middelen waarmee iets of iemand van de ene
plaats naar de andere plaats gebracht kan worden

1. voeren
2. vervoer
3. fietsen
4. auto's

het gebouw
2 antwoorden

1. de flat
2. de fabriek
3. het park
4. de ruimte

groot voertuig voor transport

helemaal

 dat geeft niet

eerlijk

stress

creatief

denken dat iets waar is

1. gedroomd
2. gedenken
3. gebieden
4. geloven

geen voldoende voor je examen

1. geslaagt
2. gezakt
3. geslagen
4. gezakd

achter iets of iemand aangaan

Maak de zin af.
Hans wil werken bij een kapper. Hij

Maak de zin af.
Chris werkt parttime als kok. Hij wil meer verdienen, dus

Maak de zin af.
Ik ben te laat want

Maak de zin af.
Fatima heeft pijn in haar hoofd. Daarom

Verbeter het laatste woord van de zin:
Jan is vanochtend vroeg opstaan.

Verbeter het laatste woord van de zin:
Hans heeft vandaag met Sara samenwerken.

Verbeter het laatste woord van de zin:
Loes heeft lekkere koekjes meenemen.

Verbeter het laatste woord van de zin:
Gisteren hebben we thema 6 herhalen.

Verbeter het laatste woord van de zin:
Mohamed heeft in de vakantie veel geld verdienen.

Maak zinnen met de woorden.

Gebruik in elke zin een voorzetsel.

Bijvoorbeeld:

kijken: Wij kijken naar een spannende film.

Maak een zin met het woord:
luisteren

Maak een zin met het woord:
omgaan

Maak een zin met het woord:
wennen

Dictee:
Luister naar de docent.

Dictee:
Luister naar de docent.

Dictee:
Luister naar de docent.

Ben je klaar voor de toets van morgen?

1. Ja, helemaal
2. Ja, een beetje.
3. Nee, ik moet nog veel leren.
4. Nee, helemaal niet.

Succes met toets 6.