23 maart - werkwoordspelling tt en vt

Welkom!
Lezen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd
Formuleren
1 / 24
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Lezen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd
Formuleren

Slide 1 - Slide

Wat is de tegenwoordige tijd?

Slide 2 - Slide

Wat is de verleden tijd?

Slide 3 - Slide

Hoe vervoeg je een werkwoord in de tegenwoordige tijd?

Slide 4 - Slide

Ik-vorm (stam) + - T
ik loop - jij loopt
ik fiets - jij fietst
ik word - jij wordt

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Truc: als je het niet zeker weet, vervang het woord voor 'lopen', zo hoor je of er een -t achter moet






Luisteren is weten

Slide 7 - Slide

Is de zin een vraag? Dan schrijf je het zonder -T

Luisteren is weten!

Vind jij dat ook? - Merk jij dat ook?
Jij vindt dat ook - Jij merkt dat ook

Slide 8 - Slide

Wij stellen het op prijs als je zijn toets zo spoedig mogelijk beoordeel_ .
A
D
B
T
C
DT

Slide 9 - Quiz

De student studeer_ hard voor zijn diploma.
A
T
B
D
C
DT

Slide 10 - Quiz

Vin_ je het een probleem om die toets nog even uit te stellen?
A
D
B
DT
C
T

Slide 11 - Quiz

Wij vertrouwen erop dat u zijn cijfer goed bereken_.
A
D
B
T
C
DT

Slide 12 - Quiz

Wie de nieuwe teamleider wor_, is nog onduidelijk.
A
D
B
T
C
DT

Slide 13 - Quiz

Hoe zit dat met de verleden tijd?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Drie collega’s mel_en zich vorige week bij de directie om daar vragen over te stellen.
A
D
B
DD

Slide 17 - Quiz

Het nakijken van alle toetsen kos_e hem heel veel tijd.
A
T
B
TT

Slide 18 - Quiz

Gisteren pra_en die leerlingen de problemen met hun docent uit.
A
Praten
B
Praatten
C
Praatte

Slide 19 - Quiz

Vroeger fiets_ ik altijd naar school
A
TE
B
DE

Slide 20 - Quiz

Hij wandel_ helemaal van Nijmegen naar Arnhem.
A
TE
B
DE

Slide 21 - Quiz

Maak in stilte cursus 7 Spelling, paragraaf 7 opdracht 1 t/m 5, paragraaf 8 opdracht 1 t/m 5

Slide 22 - Slide

Maak in stilte Cursus 6 formuleren, paragraaf 1 opdracht 1 t/m 5, paragraaf 2 opdracht 1 t/m 5

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide