This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
6.1 Licht en schaduw
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
6.1.1 Je kunt voorbeelden noemen van natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen.
6.1.2 Je kunt schematisch lichtstralen tekenen
6.1.3 Je kunt uitleggen hoe je voorwerpen om je heen kunt zien die zelf geen licht geven.
6.1.4 Je kunt de schaduw van een voorwerp tekenen.
6.1.5 Je kunt uitleggen welke schaduwbeelden ontstaan als een voorwerp verlicht wordt door één lamp of door twee lampen.
Slide 2 - Slide
Let op!
Voor dit hoofdstuk zul je ALTIJD je geodriehoek, potlood, gum en tekenspullen nodig hebben.
En dus ook je WERKBOEK. Neem die dus mee.
Laptops blijven in de TAS.
Slide 3 - Slide
Leerdoelen Vandaag
6.1.1 Je kunt voorbeelden noemen van natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen.
6.1.2 Je kunt schematisch lichtstralen tekenen.
6.1.3 Je kunt uitleggen wat er gebeurt als licht diffuus teruggekaatst wordt.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Lichtbron
Een voorwerp dat zelf licht geeft, noem je een lichtbron.
De zon en de sterren zijn natuurlijke lichtbronnen.
Kaarsen, lampen en tl-buizen zijn kunstmatige lichtbronnen (door de mens gemaakt).
Slide 6 - Slide
De maan
De maan geeft zelf geen licht maar kaatst het licht van de zon terug.
Slide 7 - Slide
Directe lichtbronnen =
Lamp, zon, tv scherm =
Alles wat zelf licht geeft
Indirecte lichtbronnen =
De maan, mensen, dieren =
Alle voorwerpen die licht weerkaatsen
Slide 8 - Slide
Lichtstralen
Licht schijnt alle kanten op. Licht beweegt langs rechte lijnen. Deze lichtstralen kan je tekenen zoals hiernaast.
Je ziet de lamp als een deel van het licht in je ogen valt.
De lichtstralen bewegen steeds verder uit elkaar. Daarom is het licht zwakker hoe verder je van de lichtbron staat.
Slide 9 - Slide
Voorwerpen die zelf geen licht geven
De meeste dingen om je heen geven zelf geen licht. Je kunt ze alleen zien wanneer ze verlicht worden. Het licht dat op het voorwerp valt, wordt dan in alle richtingen teruggekaatst. In de natuurkunde zeg je dan dat het licht diffuus teruggekaatst wordt. Je ziet het voorwerp als een deel van dit teruggekaatste licht in je ogen valt.
Slide 10 - Slide
§6.1 - aan de slag!
Lezen:blz 56-57
Maken: §6.1 opdr 1, 2, 3, 4, 5
Klaar=zelfstandig nakijken in je online boek of bij mij.
Ga verder met het lezen van blz. 58-59, en het maken van opdrachten 6, 7, 8, 10
timer
15:00
Vraag jezelf: "Begrijp ik: lichtbronnen, lichtstralen, en diffuus licht?"
Slide 11 - Slide
6.1 Licht en schaduw
Slide 12 - Slide
Let op!
Voor dit hoofdstuk zul je ALTIJD je geodriehoek, potlood, gum en tekenspullen nodig hebben.
En dus ook je WERKBOEK. Neem die dus mee.
Laptops blijven in de TAS.
Slide 13 - Slide
Planning
- Inleiding
- Korte terugblik licht
- Uitleg schaduw
- Opdrachten (tekenen schaduw)
- Afsluiting
Slide 14 - Slide
Leerdoelen Vandaag
6.1.4 Je kunt de schaduw van een voorwerp tekenen.
6.1.5 Je kunt bepalen in welk gebied zich de halfschaduw en de kernschaduw bevinden.
Slide 15 - Slide
nova-natuurkunde.secure.malmberg.nl
Slide 16 - Link
Welke lichtbronnen zijn natuurlijk? en welke kunstmatig? Sleep de foto's naar de juiste omschrijving.
Kunstmatige lichtbronnen
Natuurlijke lichtbronnen
Indirecte lichtbron
Slide 17 - Drag question
Schaduw
Als een voorwerp het licht tegenhoudt, ontstaat er een schaduw. Dat is waar het licht niet rechtstreeks kan komen.
Slide 18 - Slide
Schaduw tekenen
Om een schaduw te tekenen volg je 2 stappen:
1) Teken de lichtstralen die net niet door het voorwerp tegengehouden worden. Deze heten de randstralen.
2) Kleur het gebied achter het voorwerp dat tussen de twee randstralen in ligt. Dit is het gebied waar het licht niet rechtstreeks kan komen: het schaduwgebied.
Lichtbron
Voorwerp
Schaduwgebied
Randstraal
Randstraal
Slide 19 - Slide
Wat gebeurt er met de schaduw van een voorwerp, wanneer je het voorwerp dicht bij de lamp neerzet?
Slide 20 - Open question
Grootte schaduw
Als licht van een lamp komt kan de grootte van de schaduw veranderen als het voorwerp verplaatst.
Hoe dichter bij de lamp, hoe groter de schaduw.
Staat het voorwerp verder bij de lamp weg, dan wordt de schaduw kleiner.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Wanneer geen schaduw?
Doorzichtige voorwerpen krijgen geen echte schaduw.
Zij laten het licht wel (deels) door.
Slide 23 - Slide
Soorten schaduw
Maar soms heb je meerdere, of een grote lichtbron.
Dan krijg je verschillende soorten schaduw.
Achter een ondoorzichtig voorwerp ontstaat schaduw omdat het licht wat er opvalt er niet doorheen kan.
Slide 24 - Slide
Soorten schaduw
Halfschaduw: Een schaduw
waar niet alle lichtbronnen schijnen.
Kernschaduw: een schaduw waar geen enkele lichtbron schijnt.
Slide 25 - Slide
Kernschaduw en halfschaduw
Als een voorwerp door één klein lampje wordt verlicht, krijg je een duidelijk schaduwbeeld.
Als een voorwerp door twee lampjes wordt verlicht, ontstaan er twee schaduwbeelden .
Op de plaats waar die beelden over elkaar heen vallen, is de schaduw het donkerst. Dit noem je de kernschaduw. Het licht van de twee lampjes kan hier niet komen. Links en rechts van de kernschaduw zie je een lichtere halfschaduw. Hier kan het licht van het ene lampje wel komen, maar dat van het andere lampje niet.
Slide 26 - Slide
Één lichtbron
Twee lichtbronnen
Slide 27 - Slide
Schaduw (kern en half)
Slide 28 - Slide
§6.1 - aan de slag!
Lezen:blz 58-59
Maken: §6.1 opdr 6 t/m 10
Klaar=zelfstandig nakijken in je online boek of bij mij.
Van je spel:
Je moet ook even uitleggen wat je ziet: waar zit de lichtbron? Waar zit de schaduw? Is de schaduw goed getekend? Waarom wel of waarom niet?
timer
15:00
Vraag jezelf: "Begrijp ik: schaduw en hoe ik een schaduw moet tekenen?"