1e les

Nederlands

Nederlands
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands

Nederlands

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je nodig om de les Nederlands te volgen?
  • je lesboek;
  • een schrift voor het vak Nederlands;
  • een leesboek;
  • een etui met pen/potlood. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Nederlands

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Het boek
Samen met de docent blader je door het boek. 

De docent legt uit hoe het boek in elkaar zit.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Spelling

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Oefenen met de tien woorden van de week!

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Quizlet

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Uitdaging
Wie ziet het taalvoutje op de afbeelding hiernaast?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Taalvoutje

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Taalweetjes 3 
  • Lezen is in, ezel.    
  • lepel, racecar en meetsysteem
  • gum / mug 
  • droom / moord
palindroom
spiegelwoorden

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

OMDRAAIEN DIE LETTERS

gum / mug

droom / moord


Dit zijn spiegelwoorden.

timer
3:00
Bedenk zelf twee spiegelwoorden.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Een woord dat je achterstevoren kunt lezen, heet een palindroom (pap). Bedenk zelf een palindroom.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Wat is de betekenis van:
Jong geleerd, oud gedaan.
A
Je kan iets pas als je ouder bent.
B
Kleine kinderen worden groot.
C
Van iets wat je jong leert, heb je later veel voordeel
D
Op school leer je voor later.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Grammatica

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Kunnen
* Je weet dat we bij grammatica verschil maken tussen zinsdelen en woordsoorten. R

* Je weet wat een werkwoord is. R
* Je kunt de werkwoorden in een zin benoemen.

* Je kunt de goede vorm van een werkwoord in een zin gebruiken.

Weten

Slide 15 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Slide 16 - Video

This item has no instructions

Discussie: mogen mensen trots zijn op hun accent/dialect?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Voordelen van (voor)lezen 
  • lezen vermindert stress
  • vormt je persoonlijkheid 
  • het verbetert de hersenactiviteit / concentratie 
  • het maakt je een leuker mens
  • het verbetert je nachtrust
  • het vergroot je taalvermogen 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Fictie of non-fictie?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions


A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions


A
fictie
B
non-fictie

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions


A
fictie
B
non-fictie

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Realistische fictie

Niet-realistische fictie


Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Realistisch of onrealistisch?
A
Realistische fictie
B
Onrealistische fictie

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

poezie

Slide 26 - Mind map

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

Schrijf!
Schrijf een gedicht 
van 6 tot 8 regels 
over jezelf.


Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wat is jullie bijgebleven van afgelopen les?

Slide 29 - Mind map

This item has no instructions

EINDE

Slide 30 - Slide

This item has no instructions