4 het gezin

4.1 het gezin
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

4.1 het gezin

Slide 1 - Slide

Lees: 'Het gezin van Sam'
kijk naar de foto's.
Wie is deze vrouw?

Slide 2 - Open question

Lees: 'Het gezin van Sam'
kijk naar de foto's.
Wie is deze man?

Slide 3 - Open question

Samen lezen:
Vader, moeder, ouders, zoon en dochter, broer en zus.

Slide 4 - Open question

Hoeveel broers heb je?

Slide 5 - Open question

Hoeveel zussen heb je?

Slide 6 - Open question

Waar woont je gezin?

Slide 7 - Mind map

Lees: De familie van Sam.
Wie is de man van oma?

Slide 8 - Open question

Lees: De familie van Sam.
Hoeveel kinderen heeft tante Lis?

Slide 9 - Open question

Lees: De familie van Sam.
Hoeveel kinderen heeft oom Kees?

Slide 10 - Open question

Lees: De familie van Sam.
Hoeveel kinderen heeft de vader van Sam?

Slide 11 - Open question

Lees: Opa en Oma
Hoe heet de tante van Sam?

Slide 12 - Open question

Lees: Opa en Oma.
De tante van Sam is de zus van ...... en van ..........

Slide 13 - Open question

Lees: Opa en Oma
Hoe heet de oom van Sam?

Slide 14 - Open question

Lees: Opa en Oma
De oom van Sam is een broer van....en van....

Slide 15 - Open question

Hoeveel ooms en tantes heb je?

Slide 16 - Open question

Hoeveel neven en nichten heb je?

Slide 17 - Open question

Maak een woord met de letter Z

Slide 18 - Open question

Maak een woord met de letter u

Slide 19 - Open question

Maak een woord met de letter s

Slide 20 - Open question

Maak een woord met de letter n

Slide 21 - Open question

Maak een woord met de letter ee

Slide 22 - Open question

Maak een woord met de letter f

Slide 23 - Open question

Maak een woord met de letter oo

Slide 24 - Open question

Maak een woord met de letter m

Slide 25 - Open question

Een zin lezen en schrijven.
Schrijf de tekst over.

Slide 26 - Open question

Ik, hij, zij en wij.
.......pak een pen.

Slide 27 - Open question

Ik, hij, zij en wij.
Sam, ........pakt een pen

Slide 28 - Open question

Ik, hij, zij en wij.
.......ren

Slide 29 - Open question

Ik, hij, zij en wij.
Oom rent, ........rent

Slide 30 - Open question

Ik, hij, zij en wij.
Zeggen:
Ik.......nee.

Slide 31 - Open question

Ik, hij, zij en wij.
Zeggen.
Kim,.......... ...............nee

Slide 32 - Open question

Ik, hij, zij en wij.
Zeggen.
Sam,.......... ...........ook nee

Slide 33 - Open question

Ik, hij, zij en wij.
Wij............nee

Slide 34 - Open question

Doe wat je hoort.
Luister naar de docent.

Slide 35 - Open question

Zoek in het lokaal.
Rood, oranje, geel, groen, blauw, paars, bruin, wit, zwart en grijs.

Slide 36 - Open question