Hoofdstuk 7 spelling

Hoofdstuk 7: spelling
1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 7: spelling

Slide 1 - Slide

7.1 Introductie
Het nut en belang van juist spellen:
  • Telt mee bij je eindexamen
  • De juiste boodschap overbrengen
  • Nodig bij je stage en latere beroep
  • Weet je zelf nog andere dingen??

Slide 2 - Slide

7.1 Introductie

Waar denk je aan bij tekstverzorging?
  • Noteer zoveel mogelijk dingen voor jezelf. ( timer 1 minuut )
  • Bespreek je antwoorden met een klasgenoot en vul je lijstje aan. ( timer 2 minuten )
  • Samen met de docent kort nabespreken.
timer
1:00
timer
2:00

Slide 3 - Slide

7.2 werkwoorden
Leerdoelen:
  • Persoonsvorm juist spellen in enkelvoudige en samengestelde zinnen
  • Voltooid deelwoord juist spellen
  • onvoltooid deelwoord juist spellen
  • infinitief juist spellen

Slide 4 - Slide

Instapopdracht
  • Maak opdracht 1 op bladzijde 117.
  • Kijk opdracht 1 na.
  • Hoeveel fouten had je? 
  • Bekijk ook bij welke werkwoordsvormen je de meeste fouten maakte.

Slide 5 - Slide

Werkwoordsvorm: persoonsvorm(en)
De persoonsvorm is verbonden met het onderwerp en kan in zowel de tegenwoordige tijd als de verleden tijd staan. 

Je vindt de persoonsvorm door: 
  • De tijdproef uit te voeren (verander de tijd)
  • De getalproef uit te voeren (verander het getal van het onderwerp) 
Het werkwoord dat je moet aanpassen om de zinnen correct te maken, is de persoonsvorm. 


Slide 6 - Slide

Enkelvoudige zin
Een enkelvoudige zin heeft maar één pv. 

Hij moet hard leren voor de toets.

Slide 7 - Slide

Samengestelde zin
Een samengestelde zin bestaat uit twee of meer zinnen. Iedere zin heeft zijn eigen persoonsvorm.

Ik leer de toets, want ik wil graag een goed cijfer halen.
Hij leert hard, omdat hij anders lage cijfers  haalt.

Let op: In zin twee staat de persoonsvorm achteraan, maar is geen voltooid deelwoord.


Slide 8 - Slide

Noteer de pv('s) uit de onderstaande zin.

Zij willen niet meegaan en toch zijn ze er.

Slide 9 - Open question

Noteer de persoonsvorm(en) van de zin: Huppelend en zingend kwam de jongen na de wedstrijd thuis.

Slide 10 - Open question

Persoonsvorm TT
ik, .... jij
Persoonsvorm TT
ik,.... jij, gebiedende wijs
jij 

hij/zij/het

meervoud 

ik-vorm


ik-vorm + t

ik -vorm + t

'infinitief' 
fiets      word 


fietst    wordt 

fietst    wordt

fietsen  worden

Slide 11 - Slide

-d of -dt??
Hierbij hoor je het verschil niet:
Ik brand een kaarsje.
Hij brandt een kaarsje.

Tip: Vul een werkwoord in waar je de -t wél hoort: zoals lopen en werken.

Slide 12 - Slide

Oefenen met enkelvoudige zinnen

Slide 13 - Slide

Welke persoonsvorm heeft de juiste spelling:
Emma (verzenden) een e-mail
A
verzend
B
verzendt
C
verzent
D
verzond

Slide 14 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd.
Misschien _____ (worden) ik gevraagd voor het eerste team.

Slide 15 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Zin: Hou... jij je meestal aan die regels?
A
dt
B
d
C
t

Slide 16 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 17 - Quiz

Oefenen met samengestelde zinnen

Slide 18 - Slide

Persoonsvorm t.t.
(Branden) jouw vinger als je hem tegen die hete plaat aan (houden)?

Slide 19 - Open question

De docent (starten) de les en (controleren) het huiswerk.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

't sexy fok s chaap

Slide 22 - Slide

de(n) of te(n)?

Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't sexy fokschaap

  1.  hele werkwoord -en  = stam branden / surfen
  2. laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?: brand / surf
  3. nee: de(n): de(n)
  4. ja: te(n): te(n)
  5. ik-vorm van werkwoord + uitgang : brandde(n) / surfte(n)

Slide 23 - Slide

de(n) of te(n)?

Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen

  1.  hele werkwoord -en  = stam verhuizen
  2. laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?: nee
  3. dus de(n)
  4. ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Slide 24 - Slide

Sterke werkwoorden

Je schrijft wat je hoort: sloeg, riep, brak, dacht, reed 
(en je gebruikt de 'gewone' spelregels als de langermaakregel!).


Een lijst van de meest voorkomende sterke werkwoorden kun je via deze link vinden:

http://www.beterspellen.nl/website/index.php?pag=113

Slide 25 - Slide

Sterk of zwak?

BIJTEN
A
sterk
B
zwak

Slide 26 - Quiz

kleven (vt)
Nog altijd […] de kauwgom aan mijn schoen.

Slide 27 - Open question

Faxen (vt)
De meeste bedrijven [...] niet meer met hun klanten.

Slide 28 - Open question

Vul de persoonsvorm verleden tijd in: Wanneer (zenden) je me het boek terug?

Slide 29 - Open question

Vul de persoonsvorm verleden tijd in: De hond van de buren (blaffen) erg hard

Slide 30 - Open question

Het voltooid deelwoord
Heeft een hulpwerkwoord nodig:
Ik heb………..(gemaakt)
    Ik ben………..(opgehaald)
    Ik word………..( verzorgd)
Het geeft aan dat iets afgelopen/ voltooid is.


Slide 31 - Slide

VD sterke ww
Schrijf wat je hoort.
         Eindigt meestal op –en.
Bijv. gebeten, geschreven, gelopen, gekregen.....

Slide 32 - Slide

VD zwakke ww

ge+stam+t óf ge+stam+d
Ezelsbruggetje: ‘t  s e x y  f o k s ch aa p
Bijv. gemaakt, geleerd
Of het VD langer maken...
Bijv. gemaakte, geleerde

Slide 33 - Slide

Voltooid deelwoord
Let op bij de wissel z/s en v/f!
Bijv. verhuizen - verhuisd
        beroven - beroofd

Slide 34 - Slide

Uitzonderingen
Bij ww waarmee de infinitief met ge-, be-, ont-, ver-, en her- begint, begint het VD niet met ge-.
Bijv. beantwoorden – beantwoord
        verbranden - verbrand
        herinneren - herinnerd

Slide 35 - Slide

let op!
Soms hoor je het verschil tussen pv en vd niet, maar je schrijft ze wel anders.

Zij verandert de opstelling.
Zij is veranderd.

Slide 36 - Slide

Vul een juist gespeld voltooid deelwoord in de zin in:
Wij hebben lekker .........(zwemmen).

Slide 37 - Open question

Vul een juist gespeld voltooid deelwoord in de zin in:
Maria wordt door de arts .....( opereren).

Slide 38 - Open question

Vul een juist gespeld voltooid deelwoord in de zin in:
Zij hebben vandaag 15 km ....( fietsen).

Slide 39 - Open question

Opa is vorig jaar naar Oostenrijk...... (rijden)

Slide 40 - Open question

Ze hebben de nieuwe omgeving....... (verkennen)

Slide 41 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van "interviewen"?
A
geinterviewd
B
geïnterviewd
C
geinterviewt
D
geïnterviewt

Slide 42 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van "misbruiken"?
A
misbruikt
B
gemisbruikt

Slide 43 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van "verduren"?
A
geduurd
B
verduurd
C
geverduurd

Slide 44 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van "uitzoeken"?
A
uitzocht
B
uitgezocht
C
geüitzocht

Slide 45 - Quiz

Tegenwoordig deelwoord

Geeft aan dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet.

Geeft aan hoe iets gebeurt.

Hele werkwoord + een D


Kwijlend nam ik een hap. 
Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.

Slide 46 - Slide

Wat is het tegenwoordig deelwoord van 'juichen'?
A
gejuicht
B
gejuichd
C
juichend
D
juichent

Slide 47 - Quiz

Wat is het TEGENWOORDIG DEELWOORD van 'huilen'?
A
gehuild
B
huilend
C
huilent
D
gehuilt

Slide 48 - Quiz

Schema werkwoordspelling  
Bladzijde 119

Slide 49 - Slide