Je weet hoe het water op aarde is verdeeld over zout water en zoet water.
Je kunt de korte waterkringloop beschrijven.
Je kunt de lange waterkringloop beschrijven.
Je weet waarom zeewater zout is.
Je weet waar een stroomgebied begint en eindigt.
Je kent de verschillen tussen de bovenloop-, midden- en benedenloop.
Je weet welke invloed de stroomsnelheid heeft op het materiaal dat wordt afgezet.