H4 P2+P3 Waterkringloop + Rivieren Guido versie

• Aardrijkskunde
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

H4 P2+P3 Waterkringloop + Rivieren

Planning

- Wat te verwachten periode 4 + 5

- Leerdoelen

- Uitleg de waterkringloop (H4.2)

- tekenen van de waterkringloop. 

- Uitleg rivieren (H4.3)

- Maken van de opdrachten.  

Periode 4 + 5

Periode 4:

SO over H4 P2,3,4 (in week 19, na de meivakantie)

Periode 5:

Vakantiebeurs (PO) (alle stof die je dit jaar hebt geleerd wordt gecombineerd)

Leerdoelen

Je weet hoe het water op aarde is verdeeld over zout water en zoet water. 

Je kunt de korte waterkringloop beschrijven. 

Je kunt de lange waterkringloop beschrijven. 

Je weet waarom zeewater zout is. 

Je weet waar een stroomgebied begint en eindigt. 

Je kent de verschillen tussen de bovenloop-, midden- en benedenloop. 

Je weet welke invloed de stroomsnelheid heeft op het materiaal dat wordt afgezet.

H4 Par 2 De waterkringloop. 

Wat voor water is er?

• Veel water op aarde

• Zoet water

• Zout water

> ongeschikt om te drinken

Landijs

Antartica

Gletsjers

Water, waar?

- Grondwater

> stroomt langzaam

> is vernieuwbaar

- Oppervlakte water

> Zeewater

> rivierwater 

> Meren/plassen/vijvers/sloten. 

Hoe ontstaat regen?

Regen

1. Water verdampt door de hitte van de zon
   
2. Warme lucht stijgt op en koelt af
   
3. De waterdamp condenseert tot kleine waterdruppeltjes
   
4. Druppels voegen zich samen om grotere druppels te vormen en vallen uit de lucht

Dus het is allemaal de schuld van de Zon

Meneer Zon haat water

Ik haat jou!!! *WHAAA*

Aahhhh het brandt

Het water verdampt

Nailed it!

De waterdamp condenseert en daarna gaat het regenen. 

We noemen dit de korte waterkringloop

Zout in de zee?

Waarom?

Zout in de zee

1. In gesteentes zitten zouten.

2. Beken en rivieren die naar de zee stromen nemen gesteentes mee en de zouten komen in het rivier water. (Rivierwater is dus eigenlijk helemaal niet echt zoet, er zit alleen te weinig zout in om dit te proeven, daarom blijven we het zoet water noemen).

3. Alle rivieren die in de zeeën en oceanen uitmonden, nemen zout mee. 

4. Als het water de zee/oceaan verdampt, blijft het zout achter in de zee/oceaan.

5. Het verdampte water kan weer als neerslag op het land vallen en nieuwe deeltjes zout meevoeren.  

Nu gaan we zelf de lange waterkringloop tekenen. 

Inclusief evapotranspiratie, infiltratie en een gletsjer.

Schrijf dit over in je schrift: 

Evapotranspiratie = Verdamping van water uit oppervlaktewater, bomen, planten en de bodem.

Schrijf dit over in je schrift: 

Infiltratie = Water zakt in de bodem en komt in het grondwater terecht.

Schrijf dit over in je schrift: 

Gletsjer = IJsmassa die langzaam uit een gebergte naar beneden schuift.

Maak opdrachten

Par 2 opdracht 1t/m 9

P3 Rivieren

Bron en monding

Elke rivier heeft een bron en een monding. 

Bron = Begin van een rivier (vaak hoof in de bergen)

Monding = Plek waar de rivier de zee instroomt. 

Bovenloop: groot verval en verhang, hoge stroomsnelheid, transport van alle sedimenten (van klein tot heel groot), daardoor vooral erosie. Voor de Rijn: bovenloop wordt gevoed door smeltwater.

Middenloop: minder reliëf, afnemende stroomsnelheid, evenwicht tussen erosie en sedimentatie, grof zand en grind. Verval en verhang nemen af.

Benedenloop: weinig reliëf, sedimentatie, erosie in de breedte, fijn zand en klei, lage stroomsnelheid. Laag verval en verhang.

Delta: stroomsnelheid zo goed als 0, sedimentatie van het fijnste materiaal

Bekijk de doorsnede van de rivier. Welke omschrijving hoort waar?

Veel erosie

Beetje erosie

Sedimentatie grote stukken

Sedimentatie kleine stukken

 Verval en verhang

Verval en verhang

Was dit een voorbeeld uit de bovenloop of benedenloop van de rivier?

1. Bovenloop
2. Benedenloop

Verval en verhang

Meander rivier erosie/sedimentatie

Stroomgebied en waterscheiding. 

Stroomgebied = Het gebied waaruit het water via zijrivieren naar de hoofdrivier stroomt. 

Waterscheiding: de grens tussen twee stroomgebieden. (Gescheiden door een gebergte of een ander hoger gelegen gebied). 

Stroomgebieden, scheidingen + hoofd en zijrivieren. 

Bovenloop

Middenloop

Benedenloop

Waterscheiding

Stroomstelsel

Stroomgebied

Maak opdrachten. 

Par 3 Opdracht 1 t/m 8