Week 39 H2P

Vrijdag 25 september

  • Ga rustig op je plek zitten
  • Telefoon uit het zicht
  • Pak je boeken
  • Leer nog even snel de woordjes voor straks

  • Doe dit alles in rust!
Denk aan de plattegrond!!!
1 / 48
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Vrijdag 25 september

  • Ga rustig op je plek zitten
  • Telefoon uit het zicht
  • Pak je boeken
  • Leer nog even snel de woordjes voor straks

  • Doe dit alles in rust!
Denk aan de plattegrond!!!

Slide 1 - Slide

Programm

Rückblick
Wörter und Fragewörter checken
Kontrolle Aufgaben
Lernziel heute
Hören
Aussprache



Slide 2 - Slide

Formative Test
  • Wörter Schritt 2 + Fragewörter

  • www.socrative.com 
  • Room: RIK6170
  • Log in met je naam
  • Hier ontvang je je jouw persoonlijke test
  • Al klaar?->Aufgabe 6 S. 25 + Aufgabe 3  S. 29

timer
15:00

Slide 3 - Slide

Rückblick

Was machten wir letztes Mal?
  • welche Themen haben wir besprochen?
  • welche Übungen haben wir gemacht?



Slide 4 - Slide

Kontrolle
Schritt 4 
Aufgabe 6 S. 25
Schritt 5
Aufgabe 1 B vul de rol B in S. 27/28
Aufgabe 3 (gebruik de regels voor hoofdletters) S. 29

Slide 5 - Slide

Schritt 5: Wie bitte
Gespräche führen A1 : du kannst nachfragen, wenn du etwas nicht verstehst

  • Gespräche führen
  • Redemittel verwenden
  • Großschreibung wiederholen

Slide 6 - Slide

Aufgabe 1 ab Seite 27
Hör dir das Gespräch an und lies mit

Aufgabe 1 B
  • Gebruik het gesprek tussen Niklas en Casper
  • Maak het gesprek compleet
  • Oefen het gesprek samen

timer
7:00

Slide 7 - Slide

Aufgabe 2 Redemittel
Luister naar de zinnen
Lees ze mee

Slide 8 - Slide

Aufgabe 4 Seite 29
Luister en kruis aan wat de dame zegt

Slide 9 - Slide

Wiederholung
In het Duits schrijf je een hoofdletter:
  • begin zin
  • namen
  • plaatsen
  • landen

  • bij zelfstandig naamwoorden

Slide 10 - Slide

Aufgabe 3 auf Seite 29
A- Verbeter de brief
B- Kies het juiste vraagwoord

Klaar?-> probeer alvast Aufgabe 3 op blz. 32 te maken

Slide 11 - Slide

Vrijdag 25 september

  • Ga rustig op je plek zitten
  • Telefoon uit het zicht
  • Pak je boeken
  • Leer nog even snel de woordjes voor straks

  • Doe dit alles in rust!
Denk aan de plattegrond!!!

Slide 12 - Slide

Programm

Rückblick
Wörter und Fragewörter checken
Kontrolle Aufgabe 3 Schritt 5
Lernziel heute
Verb Haben



Slide 13 - Slide

Rückblick

Was machten wir letztes Mal?
  • welche Themen haben wir besprochen?
  • welche Übungen haben wir gemacht?



Slide 14 - Slide

Formative Test
  • Wörter Schritt 2 + Fragewörter

  • www.socrative.com 
  • Room: RIK6170
  • Log in met je naam
  • Hier ontvang je je jouw persoonlijke test
  • Al klaar?->Aufgabe 6 S. 25 + Aufgabe 3  S. 29

timer
15:00

Slide 15 - Slide

Kontrolle Aufgabe 3 S. 29

Slide 16 - Slide

Grammatik

  • het persoonlijk voornaamwoord
  • het werkwoord haben

Slide 17 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord

  • enkelvoud
  • meervoud

Slide 18 - Slide

ik = ich
jij = du
hij = er
zij = sie
het = es
wij = wir
jullie = ihr
zij = sie
u = Sie

Slide 19 - Slide

er, sie, es
Das ist Peter. Er is mein Freund.
Kennst du die Frau? Sie ist meine Oma.
Wie alt ist das Kind? Es ist zwei Jahre alt.
Das sind Herr und Frau Müller. Sie wohnen hier.

Slide 20 - Slide

Wat betekent "er"?

Slide 21 - Open question

Wat betekent "sie"?

Slide 22 - Open question

Wat betekent "es"?

Slide 23 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes.
Mein Freund heißt Julian.
(Hij) ist 15 Jahre alt.

A
er
B
sie
C
es

Slide 24 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes.
Das ist Frau Stolze.
(Zij) wohnt neben uns.
A
er
B
sie
C
es

Slide 25 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes.
Das ist ein Kind.
(Het) ist noch ein Baby.
A
er
B
sie
C
es

Slide 26 - Quiz

Het werkwoord "haben"
  • In het Nederlands "hebben"
  • "hebben" vervoegen

Slide 27 - Slide

ich habe
du hast
er hat
sie hat
es hat
wir haben
ihr habt
sie haben
Sie haben

Slide 28 - Slide

Haben
Je hebt nu voor het eerst het rijtje van haben gezien. Wat is de vertaling van de titel (en de meeste tekst) van het volgende liedje?

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Maak de juiste combinaties
sleep de juiste vorm van haben naar het juiste persoonlijk voornaamwoord op de volgende dia

Slide 31 - Slide

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 32 - Drag question

Schrijf het juiste woord
Schrijf de juiste vorm van het werkwoord op
Tip! Gebruik blz. 32 om te spieken

Slide 33 - Slide

............... du Zeit für mich?

Slide 34 - Open question

Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ .

Slide 35 - Open question

Wir ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben.

Slide 36 - Open question

Er ........... seine Oma schon lange nicht mehr gesehen.

Slide 37 - Open question

Het werkwoord "sein"
  • In het Nederlands "zijn"
  • "zijn" vervoegen

Slide 38 - Slide

ich bin
du bist
er ist
sie ist
es ist
wir sind
ihr seid
sie sind
Sie sind

Slide 39 - Slide

Maak de juiste combinaties
sleep de juiste vorm van het werkwoord sein naar het juiste persoonlijk voornaamwoord op de volgende dia

Slide 40 - Slide

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 41 - Drag question

Schrijf het juiste woord
Schrijf de juiste vorm van het werkwoord op
Tip! Gebruik blz. 37 om te spieken

Slide 42 - Slide

.................. du müde?

Slide 43 - Open question

Johann, wo...............du?

Slide 44 - Open question

Ich ........ jetzt vierzehn Jahre alt.

Slide 45 - Open question

.............. ihr froh, dass der Urlaub beginnt?

Slide 46 - Open question

Es hat geregnet. Die Straße ........ nass.

Slide 47 - Open question

Aufgaben Schritt 6 + 7
Aufgabe 2 ab Seite 32
Aufgabe 3 ab Seite 37
Aufgabe 4 ab Seite 38

Slide 48 - Slide