4.1 EN 4.2 komen en gaan

• NT2
• Middelbare school
• vmbo, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

4.1 en 4.2

Boodschappen doen

komen-gaan

de groenten

het fruit

Wat koop je bij de bakker?

Wat koop je bij de slager?

Waar doe jij boodschappen?

Wat is de goede vorm van komen?
Mijn vader _____ uit Suriname.

1. komen
2. kom
3. komt
4. Kom

Wat is de goede vorm van komen?
_____ jij vaak bij de slager?

1. Komt
2. kom
3. Kom
4. komen

Wat is de goede vorm van komen?
Jullie _____ op tijd in de les.

1. komen
2. komt
3. kom

Wat is de goede vorm van komen?
Mijn broer en zus _____ uit Afrika.

1. kom
2. komen
3. komt

Wat is de goede vorm van gaan?
Mijn nichtje _____ naar school.

1. ga
2. gaan
3. gat
4. gaat

Wat is de goede vorm van gaan?
Ik ____ vaak naar de bioscoop.

1. ga
2. gaan
3. gaat

Hans... de appels in de supermarkt.

1. koop
2. kopen
3. koopt

Mijn moeder en ik ... vandaag het vlees bij de slager.

1. kopen
2. koop
3. koopt

Julia... morgen naar de bakker.

1. ga
2. gaat
3. gaan

De bus komt niet. Wij ... te laat op school.

1. kom
2. komt
3. komen

Yusuf en Maria zitten in de auto. Zij ... naar de verjaardag.

1. ga
2. gaan
3. gaat

De bus komt niet meer. Wij ... te laat op school.

1. kom
2. komt
3. komen