Hoofdstuk 1 woordenschat

Hoofdstuk 1 woordenschat
Bladzijde 152

De natuur 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1 woordenschat
Bladzijde 152

De natuur 

Slide 1 - Slide

Waarom al die woorden leren?

Slide 2 - Slide

Waar denk je aan bij het woord:
de natuur?

Slide 3 - Open question

Welk woord weg? 
Planten - bomen- gras- lucht 

Slide 4 - Slide

Hoofdstuk 1 woordenschat
Doel:
Aan het eind van deze les hebben we geoefend met de themawoorden van thema 3

Slide 5 - Slide

Themawoorden
De afvalscheiding
Biologisch
Het klimaat
Het landschap
Het milieu
De natuur
Recyclen
het seizoen
uitsterven
de vervuiling

Slide 6 - Slide

Bladzijde 153

Welke themawoorden moeten we leren ?
Samen doorlezen

Er komen een paar meerkeuzevragen.
Je mag het boek erbij houden!

Slide 7 - Slide

Welk seizoen is het nu?
A
lente
B
zomer
C
herfst
D
winter

Slide 8 - Quiz


Het seizoen
A
Het soort weer dat bij een land of gebied hoort.
B
Eén van de vier delen van het jaar: zomer, herfst, winter, lente.
C
Hetzelfde als het strand
D
Een soort bos

Slide 9 - Quiz

De vervuiling
A
Het ophouden van een soort plant of dier
B
Het viezer worden van het milieu
C
Van afval een nieuw product maken
D
Alles wat door mensen is gemaakt

Slide 10 - Quiz

Wat is landschap?
A
Het gebied waarin de natuur er hetzelfde uitziet
B
Hoe de mens het land maakt
C
giftige dampen
D
Een dierentuin

Slide 11 - Quiz

Groente dat op een natuurlijke manier gegroeid is noem je:
A
Biologisch
B
Klimaat
C
Recyclen
D
De natuur

Slide 12 - Quiz

Bladzijde 147 test

Welk natuurtype ben jij ? 

Maken en invullen in het boek 

Slide 13 - Slide

Opdracht 2 
bladzijde 153/ 154


Lees eerst de opdracht voordat je begin

Wie leest de opdracht even voor?
Let op: we maken de opdracht samen!




Slide 14 - Slide

Opdracht 3 + 4
Bladzijde 154 t/m 157

Lees de opdracht voordat je begint

Deze opdrachten maak je zelfstandig 

Slide 15 - Slide

Overdrijvingen blz 158

Slide 16 - Slide

Overdrijving
( figuurlijk taalgebruik!) 

1. Dat heb ik je al duizend keer uitgelegd!

2. Ik ga dood van de honger!
Betekenis


1. Niet echt duizend keer.... maar wel vaak

2. Niet echt dood, maar je hebt wel honger

Slide 17 - Slide

Maken
Opdracht 5 en 6 
Bladzijde 159 t/m 161

Lees de opdracht voordat je begint!  

Slide 18 - Slide