This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Les 1: Reacties en reactieproducten
H5 Chemische reacties
Slide 1 - Slide
Les 1: Reacties en reactieproducten
5.2 Reactievergelijkingen opstellen
Deze les
Terugblik 5.1 Reacties en reactieproducten
5.2 Reactievergelijkingen opstellen
Extra opgaven: Naamgeving
Extra opgaven: Reactievergelijking
Slide 2 - Slide
Welke stoffen ontstaan bij methaan (CH4), propaan (C3H8) en butaan (C4H10)?
Slide 3 - Open question
Wat gebeurt er in een wasfles met het kalkwater als er een kleurverandering plaatstvind en welke stof toon je dan aan?
A
helder wordt troebel, zwaveldioxide
B
helder wordt troebel, koolstofdioxide
C
helder wordt troebel,
water
D
helder wordt troebel,
zetmee
Slide 4 - Quiz
Sleep de juiste stof naar het juiste reagens.
custard
joodwater
kopersulfaat
water
water
zwaveldioxide
Slide 5 - Drag question
Met welk aantoningsreactie kun je zuurstof aantonen?
Slide 6 - Open question
Les 1: Reacties en reactieproducten
Leerdoel
Ik kan de systematische naamgeving gebruiken om een naam of molecuulformule van een stof te noteren.
5.2 Reactievergelijkingen opstellen
Ik kan de reactievergelijking opstellen op basis van een omschrijving.
Slide 7 - Slide
Les 1: Reacties en reactieproducten
Systematische naam
Ik kan de systematische naamgeving gebruiken om een naam of molecuulformule van een stof te noteren.
5.2 Reactievergelijkingen opstellen
Wetenschappers bedachten een systeem waarmee ze alle bestaande en niet-bestaande stoffen een naam kunnen geven.
Een andere term voor systematische naam is rationele naam.
Slide 8 - Slide
Les 1: Reacties en reactieproducten
Systematische naam
Ik kan de systematische naamgeving gebruiken om een naam of molecuulformule van een stof te noteren.
5.2 Reactievergelijkingen opstellen
Wetenschappers bedachten een systeem waarmee ze alle bestaande en niet-bestaande stoffen een naam kunnen geven.
Een andere term voor systematische naam is rationele naam.
Er zijn uitzonderingen bijvoorbeeld.
Water is een triviale naam. Die naam is bedacht voordat wetenschappers zonder een systeem.
Slide 9 - Slide
Les 1: Reacties en reactieproducten
Systematische naam
Ik kan de systematische naamgeving gebruiken om een naam of molecuulformule van een stof te noteren.
5.2 Reactievergelijkingen opstellen
Wetenschappers bedachten een systeem waarmee ze alle bestaande en niet-bestaande stoffen een naam kunnen geven.
Een andere term voor systematische naam is rationele naam.
Er zijn uitzonderingen bijvoorbeeld.
Water is een triviale naam. Die naam is bedacht voordat wetenschappers zonder een systeem.
Slide 10 - Slide
Les 1: Reacties en reactieproducten
Trviale en rationele naam
Ik kan de systematische naamgeving gebruiken om een naam of molecuulformule van een stof te noteren.
5.2 Reactievergelijkingen opstellen
Slide 11 - Slide
Les 1: Reacties en reactieproducten
Systematische naam
Ik kan de systematische naamgeving gebruiken om een naam of molecuulformule van een stof te noteren.
5.2 Reactievergelijkingen opstellen
Slide 12 - Slide
Metalen, elementen en atomaire stoffen
Regel 1: de metalen, elementen en atomaire stoffen hebben ieder hun eigen naam, zoals die gegeven is in het periodiek systeem der elementen.
C is koolstof, dus C (s) is ook de stof koolstof.
Fe is ijzer, dus Fe (s) is ook de stof ijzer.
N is stikstof en N2 (g) heet de stof stikstof.
5.2 Reactievergelijkingen opstellen
Slide 13 - Slide
Ionaire stoffen (zouten / edelstenen)
Regel 2: bij een verbinding van een metaal met een niet-metaal, maakt het aantal atomen van een atoomsoort niet uit. Plak gewoon de naam van het metaal en het niet-metaal aan elkaar.
Het niet-metaal krijgt “-ide” aan het einde.
5.2 Reactievergelijkingen opstellen
Slide 14 - Slide
Ionaire stoffen (zouten / edelstenen)
Regel 2: bij een verbinding van een metaal met een niet-metaal, maakt het aantal atomen van een atoomsoort niet uit. Plak gewoon de naam van het metaal en het niet-metaal aan elkaar.
Het niet-metaal krijgt “-ide” aan het einde.
5.2 Reactievergelijkingen opstellen
Slide 15 - Slide
Moleculaire stoffen (verbinding)
Regel 3: bij een verbinding van twee niet-metalen, dan maakt het aantal atomen wel uit. CO is koolstof-mono-oxide, CO2 is koolstof-di-oxide. (En Co is kobalt, dus hoofdletters maken ook nog eens uit!). Als ‘mono’ aan het begin van de naam staat, wordt dat vaak weggelaten.
5.2 Reactievergelijkingen opstellen
Slide 16 - Slide
Moleculaire stoffen (verbinding)
Regel 3: bij een verbinding van twee niet-metalen, dan maakt het aantal atomen wel uit.
CO is koolstof-mono-oxide,
CO2 is koolstof-di-oxide. (En Co is kobalt, dus hoofdletters maken ook nog eens uit!).
Als ‘mono’ aan het begin van de naam staat, wordt dat vaak weggelaten.
5.2 Reactievergelijkingen opstellen
Slide 17 - Slide
Moleculaire stoffen (verbinding)
Regel 3: bij een verbinding van twee niet-metalen, dan maakt het aantal atomen wel uit.
We gaan een paar andere formules
oefenen.
PCl5 is ........................................................
5.2 Reactievergelijkingen opstellen
Slide 18 - Slide
Moleculaire stoffen (verbinding)
Regel 3: bij een verbinding van twee niet-metalen, dan maakt het aantal atomen wel uit.
We gaan een paar andere formules
oefenen.
PCl5 is fosforpentachloride
N2O4 is ....................................................
5.2 Reactievergelijkingen opstellen
Slide 19 - Slide
Moleculaire stoffen (verbinding)
Regel 3: bij een verbinding van twee niet-metalen, dan maakt het aantal atomen wel uit.