L —> lesbisch (vrouwen die op vrouwen vallen)
H —> homo (mannen die op mannen vallen)
B —> biseksueel (mensen die zich aangetrokken voelen tot zowel mannen als
vrouwen)
T —> transgender (iemand met een genderidentiteit die niet overeenkomt met
het biologische geslacht)
I —> intersekse (mensen die geboren zijn met zowel mannelijke als vrouwelijke
geslachtskenmerken)
Q —> queer (queer is een parapluterm voor onder andere homoseksualiteit
en/of travestie en ook non-binaire mensen identificeren zich vaak als queer. De
term is meestal bedoeld om zich af te zetten tegen de standaard heteronorm en
trekt tegelijkertijd elk mogelijk hokje in twijfel).