Taalkunde (afronding gezegde)

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Jouw voorbereiding
vandaag: Blok 1
volgende les: Blok 2, opdracht 1-5

Slide 2 - Slide

Leerdoelen

Je kent het verschil tussen het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde;

Je kunt bewust een werkwoordelijk gezegde en/of een naamwoordelijk gezegde toepassen in een eigen tekst.

Vragen van jullie

Druk jij een stempel op iets of iemand?

Opdrachten 4 en 5




Schrijfopdracht

Slide 3 - Slide

Gezegde
Druk jij een stempel op iets of iemand of zeg jij wat je de ander ziet doen?

Leg dit uit en gebruik de termen werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde.

Slide 4 - Slide

Ajax blijft de hele wedstrijd aanvallen, ondanks de achterstand.
Messi blijft ondanks zijn leeftijd de beste voetballer ter wereld.
Nederlands schijnt een ontzettend moeilijke taal te zijn.
De regels binnen de Nederlandse taal worden regelmatig aangepast.
Door alle uitzonderingen en oude en nieuwe regels, blijkt onze taal enorm ingewikkeld te zijn.
Sinds de middeleeuwen is het Nederlands enorm veranderd.

Slide 5 - Drag question

Opdracht 4
  1. Mijn broertje is een heerlijke appeltaart aan het bakken.
  2. Volgende week gaan we hardlopen in het park.
  3. Dat meisje blijft echt altijd lief.
  4. De nieuwe leraar schijnt heel aardig te zijn.
  5. Mijn oom is  gisteren arts geworden.
  6. Hij leert altijd heel goed voor een toets.
  7. Zullen we vandaag gaan fietsen?
  8. Het blijft echt de hele dag regenen.
  9. Die zaklamp schijnt fel in mijn gezicht.
  10. De vaas in het museum is omgestoten.
  11. Die leraar raakt geïrriteerd tijdens de toets.

Slide 6 - Slide

Opdracht 4
  1. Mijn broertje is een heerlijke appeltaart aan het bakken. WG
  2. Volgende week gaan we hardlopen in het park. WG
  3. Dat meisje blijft echt altijd lief. NG
  4. De nieuwe leraar schijnt heel aardig te zijn. NG
  5. Mijn oom is gisteren arts geworden. NG
  6. Hij leert altijd heel goed voor een toets. WG
  7. Zullen we vandaag gaan fietsen? WG
  8. Het blijft echt de hele dag regenen. WG
  9. Die zaklamp schijnt fel in mijn gezicht. WG
  10. De vaas in het museum is omgestoten. WG/NG
  11. Die leraar raakt geïrriteerd tijdens de toets. NG

Slide 7 - Slide

Noteer hier de uitwerking van 2 zinnen die je hebt bedacht bij opdracht 5.
1. Trump riep zijn aanhangers op om naar het Capitool te komen <-> Trump is een opruiende president.

Slide 8 - Open question

Schrijfopdracht
Een zin vertelt een verhaal in het kort. 
Er wordt altijd iets gezegd.
Het is net als een film: je hebt verschillende rollen nodig om het verhaal te vertellen.

Jij schrijft als eindopdracht de start van een verhaal dat begint met Er was eens
100 woorden
Minimaal 4 naamwoordelijk gezegdes
Drie verschillende koppelwerkwoorden
Let op je (werkwoord)spelling

Slide 9 - Slide

Jouw voorbereiding voor de volgende les:
Zet je taalgevoel aan het werk.
Les 2: Blok 2, opdracht 1-5

Let op: inleveren van je 1e schrijfopdracht over het gezegde

Slide 10 - Slide