1HV_Chapitre1_FGH

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Programme

Parler

F. Lire: Les familles en photo

Le verbe avoir

Buts: ik kan een tijdschriftartikel over families begrijpen. Ik ken woorden die te maken hebben met familie.

Comment tu t'appelles?

Tu habites où?

Tu as un frère ou une soeur?

Il est petit ou grand?

C'est quel jour?

le père

la tante

la mère

l'oncle

le petit-frère

le grand-père

la grand-mère

la soeur

le père

l'oncle

le grand-père

le frère

le grand-père

la mère

la grand-mère

le père

la soeur

le frère

le père

la tante

la mère

l'oncle

le petit-frère

le grand-père

la grand-mère

la soeur

le père

la tante

la mère

l'oncle

le petit-frère

le grand-père

la grand-mère

la soeur

Wat moet je doen als er staat:
Réponds en néerlandais.

Wat moet je doen als er staat:
Choisis: vrai ou faux?

Wat moet je doen als er staat:
combine

1. schrijf
2. onderstreep
3. combineer
4. omcirkel

Wat moet je doen als er staat:
Lis les phrases et complète.

LIRE

Fais: exercice 23 + 24abd + 25

We starten 10 minuten in stilte zonder te overleggen.

Snap je iets niet? Zoek woorden op achter in je woordenlijst of in Voca F.

Kom je er echt niet uit? Sla het dan over.

Na 10 minuten. 5 minuten overleg over moeilijk vragen.

Programme

H. Grammaire et écrire

Buts: ik kan iets over mijzelf en mijn familie schrijven. Ik kan het werkwoord avoir gebruiken.

J'ai un frère

Nous avons un chien

Tu as une piscine?

Persoonlijke

voornaamwoorden

Je verandert in j' voor een klinker

of stomme h:

j'aime

j'habite

je	ik
tu	jij
il	hij
elle	zij
on	men, we
nous	wij
vous	jullie, u
ils	zij (m, mv)
elles	zij (v, mv)

Avoir

= hebben

j'ai	ik heb
tu as	jij hebt
il/elle a	hij/zij heeft
on a	men heeft/ we hebben
nous avons	wij hebben
vous avez	jullie hebben/ u heeft
ils/elles ont	zij hebben

H. Grammaire et écrire

Magister > Leermiddelen > Grandes Linges en ligne

Chapitre 1

H. Grammaire et écrire

ex. 30 t/m 33a

Programme 25 janvier

Le verbe avoir: Lessonup + Kahoot

  avoir

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je/j'

                     avons

                          ont

                             ai

                        avez

                            as

                              a

Kahoot: avoir

https://create.kahoot.it/v2/share/klas-1-avoir/3452eecd-c735-473c-9ff5-6868f5e6bf48

Prononciation

Veel woorden eindigen in het Frans op een d, t of s.

Deze spreek je NIET uit,  bijv.

très

d'accord

le sport

on fait

Prononciation

De h spreek je in het Frans NIET uit. Dit wordt een stomme h genoemd > hôtel

Komt er een lidwoord voor een h? Dan behandel je de h als een klinker > l'hôtel

Travail avec ton voisin

Parler: ex. 26b

Phrases-clés et parler

2. bekijk de video voor een super Franse uitspraak!

4.https://www.defransejuf.nl/spel-breek-je-tong-niet/

Oefen deze Franse tongbrekers!

1. Fais: exercice 27 t/m 29
Travail avec ton voisin

3. Maak de online luisteropdracht over familie: https://www.defransejuf.nl/luisteroefening-camilles-familie/#more-8179

Vul de juiste vorm van avoir in:

1. (wij hebben) un chat.
2. (zij hebben) un frère.
3. (hij heeft) un problème.
4. Sophie (heeft) un message
5. (ik heb) un chat.

1. nous avons
2. ils ont
3. il a
4. Sophie a
5. J'ai
   

BILAN                      Chapitre 1

• Ik kan mezelf voorstellen
• Ik kan iets vertellen over mijn familie
• Ik ken woorden die te maken hebben met familie
• Ik ken de getallen tot en met 20
• Ik weet hoe het Franse lidwoord werkt
• Ik ken het werkwoord avoir