This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
timer
5:00
Slide 1 - Slide
Toets inplannen
Slide 2 - Slide
Wat is de bedoeling?
1. We starten met vragen over 7,1 en werken zo door naar 7,3.
2. Houd bij op een blaadje hoeveel vragen je per paragraaf goed hebt beantwoord!
3. Na de quiz gaan we kijken welke onderdelen je voor de toets nog wat meer aan moet trekken.
Slide 3 - Slide
7,1 Leven in de natuur
Slide 4 - Slide
Een biotoop is
A
Een groep organismen die tot dezelfde soort behoren
B
Een rij organismen die van elkaar leven
C
Gebied met de beste leefomstandigheden
D
Een aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn
Slide 5 - Quiz
Water is een...
A
Biotische invloed
B
Abiotische invloed
Slide 6 - Quiz
Een biotische invloed...
A
Heeft te maken met de levende natuur
B
Heeft te maken met de levenloze natuur
Slide 7 - Quiz
Maak steeds de juiste keuze: biotisch / abiotisch drijvende vis
A
biotisch
B
abiotisch
Slide 8 - Quiz
Biotisch of abiotisch? Bodem
A
biotisch
B
abiotisch
Slide 9 - Quiz
Wat is 'determineren'
A
Het bepalen van de naam van een dier
B
De conclusie opschrijven
C
Het bepalen van de naam van een organisme
D
Het plukken van planten
Slide 10 - Quiz
7,2 Zonder water geen leven
Slide 11 - Slide
Wat is GEEN voorbeeld van oppervlaktewater?
A
Meer
B
Grondwater
C
Zee
D
Rivier
Slide 12 - Quiz
Wat is brak water?
A
zeewater wat niet terugtrekt
B
zoutig drinkwater
C
water wat onder een dijk doorsijpelt
D
water op overgang van zoet naar zout
Slide 13 - Quiz
Hoe heet de faseovergang van vast naar gas?
A
smelten
B
stollen
C
rijpen
D
sublimeren
Slide 14 - Quiz
Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren
Slide 15 - Quiz
Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren
Slide 16 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een faseovergang?
A
Van een vloeistof naar een gas
B
Van een gas naar een vloeistof
C
Van een vloeistof naar een vaste stof
D
Van een vaste stof naar een vloeistof
Slide 17 - Quiz
Welke faseovergang zie je hier?
A
verdampen
B
stollen
C
condenseren
D
smelten
Slide 18 - Quiz
Als ik een stof van fase verander dan verander ik ook hoe de deeltjes in elkaar steken
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
7,3 Eten of gegeten worden
Slide 20 - Slide
's nachts doen planten aan fotosynthese
Fotosynthese kan alleen in de bladgroenkorrel plaatsvinden.
Als het licht is. In de nacht is het niet licht dus geen fotosynthese
Overdag is er wel licht dus wel fotosynthese
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quiz
Wat heb je niet nodig voor fotosynthese?
fotosynthese:
koolstofdioxide + water + licht => glucose + zuurstof
Mineralen zijn nodig om van glucose eiwitten en vetten te maken, maar dat is geen fotosynthese
A
zuurstof
B
zonlicht
C
water
D
koolstofdioxide
Slide 22 - Quiz
Waarom doen planten aan fotosynthese?
A
Om zich te beschermen tegen de zon
B
Om hun eigen voedsel te produceren (glucose)
C
Om hun energie in kwijt te kunnen
D
Om CO2 en water te produceren
Slide 23 - Quiz
Een plant heeft voor fotosynthese nodig:
A
Water, licht en zuurstof
B
Zuurstof, glucose en koolstofdioxide
C
Koolstofdioxide, water en licht
D
Water, glucose en licht
Slide 24 - Quiz
Heeft het organisme bladgroenkorrels?
A
Ja, want het is groen
B
nee, het is een dier
Slide 25 - Quiz
Wat is de andere naam voor een planteneter?
A
Herbivoor
B
Carnivoor
C
Omnivoor
Slide 26 - Quiz
Waar gaat de groene kleur van de bladeren van een boom in de herfst naar toe?
A
de kleur verdwijnt doordat de bladgroenkorrels afsterven
B
de kleur verdwijnt omdat de bladgroenkorrels verteerd worden
C
deze verdwijnt in de lucht voordat de bladeren afvallen
D
de kleur verdwijnt omdat de boom de bladgroenkorrels uit de bladeren terughaalt
Slide 27 - Quiz
Dit dier is een
A
Vleeseter
B
Alleseter
C
Planteneter
Slide 28 - Quiz
Dit beest is een
A
Planteneter
B
Vleeseter
C
Alleseter
Slide 29 - Quiz
Hoeveel vleeseters zijn er in dit voedselweb?
A
6
B
8
C
7
D
4
Slide 30 - Quiz
Een roofvogel staat bovenaan in de voedselpiramide en is dus een producent.
A
waar
B
onwaar
Slide 31 - Quiz
Planten staan onderaan de voedselpiramide en zijn producenten.
A
waar
B
onwaar
Slide 32 - Quiz
7,4: Een kringloop
Slide 33 - Slide
Bacteriën en schimmels in de bodem breken ........................... af.
A
mineralen
B
natuurlijk afval
Slide 34 - Quiz
Deze bodemlaag wordt steeds aangevuld met natuurlijk afval. Bodemdieren (bv. pissebedden en mestkevers) eten dit afval. Hierdoor wordt de laag niet dikker.
A
Humuslaag
B
Strooisellaag
C
Inspoelingslaag
D
Bodem
Slide 35 - Quiz
Wat is een voedselkringloop?
Slide 36 - Open question
Waarom hoef ik het bos nooit te bemesten? In je antwoord noem je afvaleters en reducenten
Slide 37 - Open question
7,5: Gevaarlijke warmte: Brand!
Slide 38 - Slide
Welk woord is geen onderdeel van de branddriehoek?
A
Zuurstof
B
Temperatuur
C
Brandstof
D
Koolstofdioxide
Slide 39 - Quiz
Welk onderdeel uit de branddriehoek wordt weg gehaald met gebruik van de blusdeken?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Ontbrandingstemperatuur
Slide 40 - Quiz
De branddriehoek bestaat uit
A
brandstof en ontbrandingstemperatuur
B
zuurstof, brandstof en water
C
ontbrandingstemperatuur, water en zuurstof
D
brandstof, zuurstof en ontbrandingstemperatuur
Slide 41 - Quiz
Als ik een vlam in de pan doof met een deksel, welk onderdeel van de branddriehoek haal ik dan weg?
Slide 42 - Open question
Als ik een kaarsje uitblaas, welk onderdeel van de branddriehoek haal ik dan weg?
Slide 43 - Open question
Als ik met een koolstofdioxide blusser blus, welk onderdeel van de branddriehoek haal ik dan weg?