This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
Slide 1 - Slide
Wat gaan we deze les doen?
Lezen in lesboek (15)
Theorie Spelling H4 (10)
Opdrachten maken bij Spelling H4 (25)
Doel van deze les: Je weet hoe je samenstellingen met en zonder tussenletters correct spelt.
--> Voor de meivakantie toets Spelling H1 t/m H6
Slide 2 - Slide
Tussenletters in samenstellingen
Een samenstelling = twee of meer losse woorden aan elkaar geplakt: stoel + poot = stoelpoot
tafel +kleed = tafelkleed
voetbal + veld = voetbalveld
Soms moet je tussen die twee (of drie) woorden tussenletters toevoegen: -(e)n-, -e- of -s-.
Slide 3 - Slide
Wat is de juiste spelling?
A
moederkindje
B
moederskindje
Slide 4 - Quiz
Wat is de juiste spelling van de volgende samenstelling:
stad + schouwburg
A
stadsschouwburg
B
stadschouwburg
Slide 5 - Quiz
Wanneer schrijf je een tussen -s?
Je schrijft een tussen -s in een samenstellingals je die hoort:
jongensboek / stationsrestauratie (woorden die een
meervoud hebben met -s)
Als je het niet kunt horen, omdat bijvoorbeeld het tweede woord met een s-klank begint, dan vul je een ander tweede woord in om te checken of er een 's' moet worden toegevoegd:
bedrijf + chef : bedrijf + kat > bedrijfskat, dus bedrijfschef
station + straat : station + kat > stationskat, dus stationsstraat
Slide 6 - Slide
schoonheid + slaapje
A
schoonheidsslaapje
B
schoonheidslaapje
Slide 7 - Quiz
handel + stad
A
handelsstad
B
handelstad
Slide 8 - Quiz
gezelschap + spel
A
gezelschapsspel
B
gezelschapspel
Slide 9 - Quiz
huis + sleutel
A
huissleutel
B
huisleutel
C
huisssleutel
D
huis-sleutel
Slide 10 - Quiz
Wanneer gebruik je -en-?
Als het eerste deel van de samenstelling
een zelfstandig naamwoord is
én alleen een meervoud op -n of -en heeft.
VB:
eik + boom = eikenboom (twee eiken)
blinde + school = blindenschool (twee blinden)
kat + bak = kattenbak (twee katten)
Slide 11 - Slide
Wanneer gebruik je -e-?
Je schrijft geen -en-, maar een -e- in de volgende gevallen:
Het eerste deel heeft geen meervoud: tarwebrood (1 tarwe, twee?....), benzinegeur
Het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is: Koninginnedag, maneschijn.
Het eerste deel heeft een meervoud op -s: aspergesoep (asperge - asperges),
Het eerste deel heeft een meervoud op -s én -en-: ziektekiem (ziektes/ziekten), groenteboer (groenten/groentes)
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord: , knarsetanden, flierefluiten.
Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: goed - beregoed, vol - boordevol.
Slide 12 - Slide
Wat is de juiste spelling van de samenstelling? reet + goed
A
retegoed
B
retengoed
Slide 13 - Quiz
retegoed
want:
samenstelling is een bijvoeglijk naamwoord
+
eerste deel versterkt betekenis tweede deel
Slide 14 - Slide
Klik op de goede samenstelling:
pan + koek
A
pannekoek
B
pannenkoek
Slide 15 - Quiz
pannenkoek
want:
het eerste deel is een znw met een meervoud op -en
(extra 'n' nodig vanwege uitstpraak;
anders staat er 'panenkoek')
Slide 16 - Slide
Klik op de goede samenstelling:
zon + straal
A
zonnestraal
B
zonnenstraal
Slide 17 - Quiz
zonnestraal
want:
het eerste deel (zon) is enig in z'n soort
Slide 18 - Slide
Klik op de goede samenstelling:
gerst + korrel
A
gerstekorrel
B
gerstenkorrel
Slide 19 - Quiz
gerstekorrel
want:
het eerste deel is een znw dat geen meervoud heeft
(het meervoud van gerst = gerst)
Slide 20 - Slide
Klik op de goede samenstelling:
hoogte + verschil
A
hoogteverschil
B
hoogtenverschil
Slide 21 - Quiz
hoogteverschil
want:
het eerste deel is wel een znw,
maar heeft twee meervoudsvormen:
hoogten en hoogtes
Slide 22 - Slide
Klik op de goede samenstelling:
seconde + wijzer
A
secondenwijzer
B
secondewijzer
Slide 23 - Quiz
secondewijzer
want
het eerste deel is wel znw, maar heeft twee meervoudsvormen:
seconden en secondes
Slide 24 - Slide
Klik op de goede samenstelling:
plat + land + school
A
plattenlandschool
B
plattenlandsschool
C
plattelandsschool
D
plattelandschool
Slide 25 - Quiz
Aan de slag!
Wat? Maken opdracht 2, 3, 4 en 6.
Hoe? Lesboek en schrift.
Tijd? Tot einde les (9.10)
Hulp? Je mag samenwerken.
Klaar? Lezen in leesboek.
Slide 26 - Slide
Wanneer schrijf je een -s-?
Slide 27 - Open question
Wanneer schrijf je -en- en wanneer -e-?
Slide 28 - Open question
In hoeverre heb je het lesdoel gehaald: Ik kan samenstellingen met en zonder tussenletters correct spellen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 29 - Poll
Huiswerk di 5 april
Spelling Hoofdstuk 4: Tussenletters in samenstellingen.