13.5 Het autonome zenuwstelsel

H13 Zenuwstelsel
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H13 Zenuwstelsel

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

De Na+-K+-pomp pompt (1) de cel in en (2) de cel uit. Dit kost (3). Dit transport draagt bij aan het handhaven van de (4).
Vul de woorden Na+-ionen, K+-ionen, rustpotentiaal, energie, drie en twee in en maak de zin kloppend.

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Ionenverplaatsing
  • Na+ en K+ ionen willen met de concentratie mee. Meeste poorten zijn dicht, beetje lekt.
  • De Na-K-pomp houdt het concentratieverschil in stand
  • Dit is actief transport en kost energie!

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

1 Rustfase

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

De neuron wordt geprikkeld (geactiveerd), hierdoor stroomt Na+ van buiten de cel naar binnen. Wat gebeurt er met de lading?
A
De buitenkant van de cel wordt positief, de binnenkant negatief
B
De buitenkant van de cel wordt negatief, de binnenkant positief

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

2 Prikkel -> depolarisatie
Prikkel zwak:
kleine depolarisatie en herstel naar rustpotentiaal

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

2 Drempelwaarde
Prikkel sterk genoeg:
Membraanpotentiaal naar -50mV: 
actiepotentiaal

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

3 Actiepotentiaal
Alle Na+ poorten gaan open, cascade

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Na de depolarisatie sluiten de Na+ kanalen en gaan de K+ kanalen open. Hierdoor stroomt K+ naar buiten. Wat gebeurt er met de lading in de cel?
A
De binnenkant van de cel wordt weer negatief geladen
B
De binnenkant van de cel wordt weer positief geladen

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

4 Repolarisatie
Bij 30 mV sluiten de Na+ poorten en openen de K+ poorten

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

5 Hyperpolarisatie
K+ poorten reageren iets te traag bij bereiken rustpotentiaal

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat is de juiste volgorde van het actiepotentiaal?
A
Depolarisatie - Repolarisatie - Hyperpolarisatie
B
Repolarisatie - Depolarisatie - Hyperpolarisatie
C
Hyperpolarisatie - Repolarisatie - Depolarisatie
D
Depolarisatie - Hyperpolarisatie - Repolarisatie

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Actiepotentiaal
3
4
5
De drempelwaarde wordt bereikt
Ineens is er volledige depolarisatie:
de buitenkant van de cel is negatief geladen
en de binnenkant positief 
(membraanpotentiaal +30mV)
Door andere membraanpotentiaal 
sluiten Na-kanalen.
Ze zijn geblokkeerd en even 
niet meer gevoelig voor prikkels.
K-kanalen zijn nog open, 
de menbraanpotentiaal daalt en herstel. 
Dit noem je repolarisatie
K-kanalen sluiten traag,
de repolarisatie gaat te lang door.
De membraanpotentiaal wordt even te laag 
(te negatief binnen de cel) = hyperpolarisatie
Herstelfase.
Dankzij Na/K-pomp

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Tijdens de refractaire periode is er geen actiepotentiaal mogelijk en kan er even geen nieuwe impuls geleid worden. Waarom kan dat niet?
A
Er is nog niet genoeg kalium in de cel voor de repolarisatie
B
Er is nog niet genoeg natrium buiten de cel voor de depolarisatie

Slide 14 - Quiz

Absoluut refractaire periode = Periode na een actiepotentiaal waarin neuron tijdelijk ongevoelig is voor nieuwe prikkels.
Relatief refractaire periode = Periode na een actiepotentiaal, waarin steeds meer Na+-poorten beschikbaar zijn en een extra sterke prikkel tot een nieuwe actiepotentiaal kan leiden.

Door de knopen van Ranvier (waar geen myeline zit) kan de impuls sprongsgewijs over de neuron lopen. Wat zou daarvan het voordeel zijn?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Exciterende neurotransmitter
Stap 1a: Impuls komt aan bij de synaps (presynaptisch membraan)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Exciterende neurotransmitter
Stap 1b: Ca2+ poorten gaan open, Ca2+ ionen stromen de cel in

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Exciterende neurotransmitter
Stap 2: Neurotransmitterblaasjes worden gemobiliseerd (klaargezet)

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Exciterende neurotransmitter
Stap 3: Blaasjes fuseren met presynaptisch membraan – neurotransmitter in synaptische spleet

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Exciterende neurotransmitter
Stap 4: Neurotransmitter bindt aan receptoren op het post-synaptisch membraan

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Exciterende neurotransmitter
Stap 5: Na+ poorten openen: depolarisatie, actiepotentiaal bij voldoende prikkeling

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Exciterende neurotransmitter
Stap 6: Neurotransmitter wordt afgebroken door enzymen, poorten sluiten

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Inhiberende neurotransmitter
Stap 5: K+ poorten openen (K+ naar buiten!), dus hyperpolarisatie!
X
X

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Neuron P geeft een neurotransmitter met een inhiberende werking af.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

De drempelwaarde van neuron Q wordt niet bereikt.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

HW bespreken/vragen over 13.4?

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

13.5 Het autonome zenuwstelsel

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Je leert de verschillende indelingen van het zenuwstelsel kennen.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen het centrale en perifere zenuwstelsel.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen het animale en autonome zenuwstelsel.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen het orthosympatische en parasympatische zenuwstelsel uitleggen.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Indeling van het zenuwstelsel
(BINAS 88B)
Indeling op plaats (anatomie):
  • Centraal zenuwstelsel (CZS) => Bestaat uit
    neuronen van de hersenen en het ruggenmerg
     met hun cellen.
  • Perifeer zenuwstelsel => alle zenuwen samen,
    die zintuigen verbinden met het CZS en het
    CZS met spieren en klieren. Sensorisch & motorisch

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

BINAS 88B

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Indeling van het zenuwstelsel

Indeling op functie
  • Animaal zenuwstelsel: Regelt het contact met de omgeving door de informatie uit zintuigen te verwerken en op een juiste manier te koppelen aan je spieren => Bewust

  • Autonoom zenuwstelsel: Regelt je ademhaling, de werking van je hart en andere inwendige organen => Onbewust

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Iemand schrijft een brief.
Is op dat moment het animale en/of autonome zenuwstelsel actief?
A
Het autonome zenuwstelsel
B
Het animale zenuwstelsel
C
Zowel het animale als het autonome zenuwstelsel
D
Geen van beide zenuwstelsel

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Autonoom zenuwstelsel
  • Orthosympatisch zenuwstelsel: actie. Het ondersteunt de werking van je skeletspieren.

  • Parasympatisch zenuwstelsel: rust en herstel van je lichaam.

  • Antagonistische werking = tegengestelde werking


Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Het motorische zenuwstelsel is een onderdeel van het ... zenuwstelsel.
A
Anatomische
B
Functionele
C
Perifere
D
Animale

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Het orthosympatische zenuwstelsel is een onderdeel van het ... zenuwstelsel.

A
Autonome
B
Functionele
C
Perifere
D
Animale

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

BINAS 88B

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Orthosympatisch zenuwstelsel
  • Actief bij inspanning
  • Zorgt voor snelle hartslag, snelle ademhaling en remming vertering.

  • Grensstreng => streng zenuwknopen langs het ruggenmerg.
  • Organen verbonden met orthosympatisch zenuwstelsel

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Parasympatische zenuwstelsel
  • Organen verbonden via de zwervende zenuw.

  • Zorgt voor een lagere hartslag, langzame ademhaling & stimuleert vertering.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Dubbele innervatie
  • Organen zitten gekoppeld aan zowel het para- als het orthosympatisch zenuwstelsel.
  • Parasympatisch gaat via de zwervende zenuw.
  • Orthosympatische gaat via de grensstrengen.


Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
  • 13.5 Het autonome zenuwstelsel
  • Vraag 1 t/m 9.

Klaar?!
Examentrainer H13

Slide 43 - Slide

This item has no instructions