This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Waar of niet waar: In Nederland is voor iedere inwoner een zorgverzekering verplicht.
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quiz
Waar of niet waar: In Nederland is voor iedere inwoner een zorgverzekering verplicht.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Waar of niet waar: De inhoud van de basisverzekering wordt door gemeentes bepaald.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
Geef aan of het kenmerk hoort bij de Wlz of bij de Wmo. De overheid is verantwoordelijk voor het organiseren van deze zorg.
A
WLZ
B
WMO
Slide 5 - Quiz
Geef aan of het kenmerk hoort bij de Wlz of bij de Wmo. Deze wet richt zich op burgers die niet langer in staat zijn om op eigen kracht zichzelf te redden en/of te participeren in de samenleving
A
WLZ
B
WMO
Slide 6 - Quiz
Geef aan of het kenmerk hoort bij de Wlz of bij de Wmo. Het gaat om niet-medische ondersteuning of begeleiding
A
WLZ
B
WMO
Slide 7 - Quiz
Geef aan of het kenmerk hoort bij de Wlz of bij de Wmo. Deze wet is er voor een groep kwetsbare mensen die blijvend 24 uur per dag permanent toezicht en/of zorg in de nabije omgeving nodig hebben.
A
WLZ
B
WMO
Slide 8 - Quiz
Geef aan of het kenmerk hoort bij de Wlz of bij de Wmo. De gemeente is hier verantwoordelijk voor.
A
WLZ
B
WMO
Slide 9 - Quiz
Geef in de volgende zin aan of het gaat om budgetten, vaste kosten of variabele kosten. Het geld dat binnen een organisatie wordt besteed, wordt onderverdeeld in
A
Budgetten
B
Vaste kosten
C
Variabele kosten
Slide 10 - Quiz
Geef in de volgende zin aan of het gaat om budgetten, vaste kosten of variabele kosten. De hypotheek van het gebouw van een zorgorganisatie is een voorbeeld van
A
Budgetten
B
Vaste kosten
C
Variabele kosten
Slide 11 - Quiz
Geef in de volgende zin aan of het gaat om budgetten, vaste kosten of variabele kosten. Afschrijving van apparatuur valt onder de
A
Budgetten
B
Vaste kosten
C
Variabele kosten
Slide 12 - Quiz
Geef in de volgende zin aan of het gaat om budgetten, vaste kosten of variabele kosten. Infuusvloeistoffen en verbandmiddelen zijn voorbeelden van
A
Budgetten
B
Vaste kosten
C
Variabele kosten
Slide 13 - Quiz
Voor welke vorm van zorg zou jij kiezen als jij Wlz-zorg nodig hebt: zorg in natura of een pgb?
Motiveer je antwoord.
Slide 14 - Open question
Heeft iedere gemeente de zelfde WMO regels en vergoedingen?
Antwoord invullen op de volgende dia
Slide 15 - Slide
Heeft iedere gemeente dezelfde WMO regels en vergoedingen?