D-toets H4.1 + 4.2

Primaire geslachtskenmerken
Secundaire geslachtskenmerken
Tertiaire geslachtskenmerken
Jeugdpuistjes
Schaamhaar
Schaamlippen
Nadenken over je toekomst
Ongesteldheid
Baardgroei
Een lage stem
Make-up gebruiken
Veel aandacht voor kleding en uiterlijk
Een penis
1 / 16
next
Slide 1: Drag question
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Primaire geslachtskenmerken
Secundaire geslachtskenmerken
Tertiaire geslachtskenmerken
Jeugdpuistjes
Schaamhaar
Schaamlippen
Nadenken over je toekomst
Ongesteldheid
Baardgroei
Een lage stem
Make-up gebruiken
Veel aandacht voor kleding en uiterlijk
Een penis

Slide 1 - Drag question

Een eicel die niet wordt bevrucht, wordt door het lichaam afgebroken. Wanneer gebeurt dit?
A
Tijdens de menstruatie
B
Vlak voor de ovulatie
C
Vlak na de ovulatie
D
Vlak na de menstruatie

Slide 2 - Quiz

Waar bevinden zich tijdens een gevorderde zwangerschap bloedvaten zowel van de moeder als van het ongeboren kind?
A
Alleen in de navelstreng
B
Alleen in de placenta
C
Alleen in de wand van de baarmoeder
D
Zowel in de placenta als in de navelstreng

Slide 3 - Quiz

Een vrouw heeft een regelmatige menstruatiecyclus.
Ze is ongesteld geworden en heeft dit op de kalender aangegeven (zie afbeelding).

Op welke datum ongeveer heeft haar laatste ovulatie waarschijnlijk plaatsgevonden?

A
24 februari
B
1 maart
C
10 maart
D
17 maart

Slide 4 - Quiz

Wat is de juiste weg die spermacellen afleggen tijdens de zaadlozing
A
bijbal - zaadleider -zaadblaasje - urinebuis
B
zaadbal - zaadleider - urinebuis
C
zaadbal - bijbal - zaadleider - prostaat - urinebuis
D
bijbal - zaadleider - urinebuis

Slide 5 - Quiz

Wat gebeurt er met een eicel die niet wordt bevrucht?
A
De eicel wordt afgebroken en de resten worden opgenomen door de eileider
B
De eicel verlaat samen met de menstruatie, via de vagina, het lichaam
C
De eicel wordt 'vernietigd' in de baarmoeder
D
De eicel gaat weer terug naar de eierstok

Slide 6 - Quiz

klievingsdelingen van zygote tot embryo zijn een voorbeeld van
A
meiose
B
mitose
C
meiose en mitose

Slide 7 - Quiz

Tijdens een zwangerschap vindt er innesteling plaats. Wat gebeurt er bij de innesteling?
A
Een bevruchtte eicel begint zich te delen en wordt een bolletje cellen
B
Een bolletje van delende cellen gaat vast zitten in het baarmoederslijmvlies
C
Een bolletje van delende cellen verplaatst zich naar de baarmoeder
D
De eicel wordt bevrucht door een zaadcel

Slide 8 - Quiz

Wat is de volgorde van de bevalling?
A
ontsluiting - uitdrijving - nageboorte
B
uitdrijving - ontsluiting - nageboorte
C
ontsluiting - nageboorte - uitdrijving
D
uitdrijving - nageboorte - ontsluiting

Slide 9 - Quiz

De placenta en resten van de navelstreng die worden uitgedreven heten:
A
Embryo
B
Bevalling
C
Nageboorte
D
Voorgeboorte

Slide 10 - Quiz

Meiose
A
Normale celdeling
B
van 23 paar naar 46 losse
C
Geslachtsceldeling of reductiedeling
D
Van 46 paar naar 46 losse

Slide 11 - Quiz

Is dit stadium van de meiose I of van de meiose II?
Hoe groot is n bij dit organisme?
A
meiose II en 2n
B
meiose I en 2n
C
meiose II en 4n
D
meiose I en 4n

Slide 12 - Quiz

MITOSE
MEIOSE I 
MEIOSE II
2n --> 2n + 2n 
2n --> n + n 
n --> n + n 

Slide 13 - Drag question

Mitose
Meiose
Gewone celdeling
Reductiedeling
Geslachtelijke voortplanting
Ongeslachtelijke voortplanting
Zelfde aantal chromosomen
Helft van de chromosomen
Gewone lichaamscellen
Geslachtscellen

Slide 14 - Drag question

Een gezin heeft twee tweelingen. Tweeling A is een jongen en een meisje, tweeling B zijn twee jongens. Wat voor soort tweelingen zijn A en B?
A
Tweeling A is een-eiig, Tweeling B is twee-eiig
B
Tweeling A is een-eiig Tweeling B is een-eiig
C
Tweeling A is twee-eiig Tweeling B is twee of een-eiig
D
Tweeling A is twee-eiig Tweeling B kan een- of twee-eiig zijn

Slide 15 - Quiz

Twee-eiige tweeling
Eeneiige tweeling
Hetzelfde DNA
tweeling is een jongetje en een meisje 
Een eicel is bevrucht door twee zaadcellen
1 keer bevruchting
2 keer bevruchting

Slide 16 - Drag question