E eenmanszaak 2

Eenmanszaak 2
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Eenmanszaak 2

Slide 1 - Slide

LEERDOELEN Les 2 

  • Aan het eind van de les weet je wat omzet is, en hoe je hiermee kan rekenen.
  • Aan het eind van de les weet je wat kosten zijn, en welke type kosten er bestaan.
  • Aan het eind van de les kan je rekenen met kosten.
  • Aan het eind van de les weet je wat brutowinst en nettowinst is en hoe je deze winsten kan berekenen.

Slide 2 - Slide

De Balans
Totaal Activa
Totaal Passiva
Debetzijde
Creditzijde
Pand
Eigen Vermogen
Crediteuren
Hypotheek
Kasgeld
Voorraad

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Slide

Omzet/Opbrengsten
Het totaal van wat we binnenkrijgen. Ook wel opbrengst.

De totale opbrengst is de prijs keer het aantal dat we verkopen.
In Formule TO=P*Q 

Voorbeeld: We verkopen 150 ijsjes van €2,-
De omzet is dan 2*150 = € 300,-

Slide 5 - Slide

Bruto Winst
Omzet-Inkoopwaarde = Bruto Winst
Verkooprijs ijsjes €2,-
Inkoopprijs ijsjes € 1,-
Aantal verkocht 150
Omzet = P*Q=2*150=€300,-

Bruto winst = €300- 150*1=300-150=€ 150

Slide 6 - Slide

Andere Kosten

Slide 7 - Mind map

Bedrijfskosten
Alle andere kosten. Bijvoorbeeld:

  • Personeelskosten
  • Huur Pand
  • Gas en electra
  • Rentekosten



Slide 8 - Slide

Netto Winst
Omzet = hoeveel geld krijg ik van mijn klanten, als ik mijn goederen verkoop? TO = P x Q

Inkoopwaarde van de omzet = voor hoeveel euro heb ik de goederen die ik heb verkocht ingekocht?

Bruto-winst = omzet – inkoopwaarde
Bedrijfskosten = alle andere kosten behalve inkoopkosten. (stroom, rentekosten, personeelskosten, etc…)

Netto-winst = brutowinst – bedrijfskosten

Slide 9 - Slide



Een bedrijf verkoopt 3000 ijsjes     
Verkoopprijs ijsjes € 2
Inkoopprijs ijsjes € 1
Huur IJssalon €500
Elektriciteitsrekening €300
Personeelskosten €750

Wat is de netto Winst?

Slide 10 - Open question

Netto Winst
Omzet                                        3000*2= € 6000
Inkoopwaarde omzet             3000*1= € 3000 -

Bruto Winst                                               €3000 

Bedrijfskosten
         Huur ijssalon                                      € 500 -
         Elektriciteitsrekening                      € 300-
         Personeelskosten                             € 750-

Netto Winst                                                 € 1450

        

Slide 11 - Slide

Afschrijvingskosten
Afschrijving is de waardevermindering.






Als een auto ouder wordt, wordt de auto minder waard. 
Dit heet afschrijving op de auto.

Slide 12 - Slide

Afschrijvingskosten
Afschrijvingskosten is de waardevermindering per jaar/per maand.
Voorbeeld: Je koopt een auto voor 10000 euro
Je gebruikt deze auto 8 jaar en daarna verkoop je hem voor 2000 euro.

Wat is zijn de afschrijvingskosten?
De waardevermindering is 10000-2000=8000 euro
Waardeverminderdering per jaar 8000/8 = € 1000

Afschrijvingskosten 
€ 1000 per jaar
€ 83,33 per maand ( 1000/12)

Slide 13 - Slide

Voorbeeld: Bereken de Winst
  • Een monteur rekent 30 euro per uur
  • In een maand maakt 80 uur
  • Benzinekosten 300 euro
  • Hij heeft een auto van 22.000 euro die hij na 5 jaar verkoopt voor 10.000 euro



Wat is zijn winst per maand?

Slide 14 - Slide

Uitwerking
Omzet 30*80=2400 euro
Bedrijfskosten: 500 euro
  • Benzine 300 euro
  • Afschrijvingskosten 22.000-10.000= 12.000
       12000/ (5*12) =200 euro per maand

Winst 2400-500 euro = 1900 euro

Slide 15 - Slide

Opgave Foodtruck blz 4
Maak 1,2 en 3
Als je klaar bent ga je verder met 4

Slide 16 - Slide

Opgave Foodtruck
1. Brutowinst per product = verkoopprijs – inkoopprijs = 3,50 – 1,00 = € 2,50
2. 
 






3. Per jaar: 10.800 / 6 = € 1.800
     Per maand: 1.800 / 12 = € 150



bedrag
Omzet (aantal x verkoopprijs
3.500
- Inkoopwaarde van de omzet
1.000
Brutowinst
 2.500

Slide 17 - Slide

4.
        190         570/3
       15       

Slide 18 - Slide

Bruto en Netto Winst bij Diensten
  • Bij diensten heb je geen inkoopkosten
  • Omzet = Bruto winst
  • Alle kosten zijn bedrijfskosten
  • Netto Winst = Omzet - bedrijfskosten

Slide 19 - Slide

LEERDOELEN Les 2 

  • Aan het eind van de les weet je wat omzet is, en hoe je hiermee kan rekenen.
  • Aan het eind van de les weet je wat kosten zijn, en welke type kosten er bestaan.
  • Aan het eind van de les kan je rekenen met kosten.
  • Aan het eind van de les weet je wat brutowinst en nettowinst is en hoe je deze winsten kan berekenen.

Slide 20 - Slide