Dag 8

Woorden
Thema 11: Vrije tijd
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woorden
Thema 11: Vrije tijd

Slide 1 - Slide

sturen (ww)
  • 1) een stuur gebruiken
  • 2) verzenden
  • werkwoord: ik stuur - wij sturen 
    verleden tijd: stuurde/stuurden
  • zin: Ik stuur mijn auto naar links.
  • zin: Mijn zus is jarig. Ik stuur haar een kaartje.
43

Slide 2 - Slide

het succes
  • het is goed gegaan
  • het komt goed
  • zin: Max Verstappen heeft veel succes als Formule 1-coureur.
  • zin: Veel succes!
44

Slide 3 - Slide

de taak
  • wat je moet doen
  • meervoud: de taak - de taken
  • zin: Als ik ziek ben, maakt de dokter mij beter. Dat is zijn taak.
  • zin: Op school maken we elke week één of twee DISK-taken.
45

Slide 4 - Slide

de taart
  • gebak (vaak zoet)
  • eten als het feest is
  • meervoud: taart - taarten
  • zin: Ik heb gisteren zelf een taart gebakken.
  • zin: Mijn dochter is jarig. Op de taart staan vier kaarsjes.
46

Slide 5 - Slide

de tip
  • goed idee van iemand
  • zin: Mag ik je een tip geven?
  • zin: Bedankt voor de tip!
47

Slide 6 - Slide

uitslapen (ww)
  • lang slapen
  • langer dan normaal slapen
  • werkwoord: ik slaap uit -
    wij slapen uit
  • zin: Op zondag slaap ik altijd uit
48

Slide 7 - Slide

Maak een goede zin:
werkwoord: sturen
hij
43

Slide 8 - Open question

Goed of fout?
A - Veel succes met je toets!
B - Hij succest zijn toets.
44
A
A - goed B - fout
B
A - fout B - goed
C
A - fout B - fout
D
A - goed B - goed

Slide 9 - Quiz

Wat is een taak?
45
timer
1:30
A
een opdracht
B
een oefening die je moet maken
C
iets wat je moet doen
D
iets wat je kunt eten

Slide 10 - Quiz

46
timer
1:00
Wanneer eet jij taart?

Slide 11 - Mind map

Maak een goede zin:
Gebruik: tip
47

Slide 12 - Open question

In mijn vrije tijd
kan ik ...........
48
A
naar school.
B
uitslapen.
C
sporten.
D
leren.

Slide 13 - Quiz