LE 2 W4 NN 3F Woordsoorten + herkennen van de tijden

Nederlands
Grammatica en Spelling, NU Nederlands 3F B



Herhaling herkenning van de tijden
Woordsoorten





1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands
Grammatica en Spelling, NU Nederlands 3F B



Herhaling herkenning van de tijden
Woordsoorten





Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Presentie
Intro

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Tijdens de uitleg
- Tas op de grond
- Telefoon in de tas
- Actieve deelname
- Water drinken mag
- Eten na de uitleg in de gang

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vorige les
  • tegenwoordige tijd
  • verleden tijd
  • voltooid deelwoord
  • bijvoeglijk naamwoord
  • infinitief

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Tegenwoordige tijd = nu
Verleden tijd = toen
Voltooide tijd = klaar
A
alles is niet waar
B
de eerste twee zijn waar
C
de laatste twee zijn waar
D
alles is waar

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

De infinitief is het hele werkwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Tegen-
woordige
tijd
Verleden
tijd
Bijv.
nw
Volt.
deelwoord
gekruide
rijden
zoute
shopt
verteld
werkte
kijken
sliepen
gelopen
geschatte
las
geslapen

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Introductie

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Woordsoorten:
Je herkent zelfstandige naamwoorden, (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden en lidwoorden.




Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig naamwoorden (zn)
Zelfstandig naamwoorden (zn) zijn bijvoorbeeld: afspraak, beleid, ei, student, trein, vriendschap. Een naam is ook een zelfstandig naamwoord: Soraya woont in de Vondelstraat.

Zo herken je een zelfstandig naamwoord:
  • Voor de meeste zelfstandige naamwoorden kun je de, het of een zetten: de trein, het ei, een afspraak, de Vondellaan.
  • Je kunt ze meestal in het meervoud zetten: een afspraak, twee afspraken.
  • Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken: de afspraak, het afspraakje.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Het bijvoeglijk naamwoord (bn) geeft extra informatie over een zelfstandig naamwoord (zn): een interessante vacature, de beste film.

Soms staan er meerdere bijvoeglijke naamwoorden voor een zn. De bijvoeglijke naamwoorden zijn dan gescheiden door een komma: een verplicht, moeilijk vak. Een bn kan ook achter een zn staan: Mijn stagebegeleidster is erg behulpzaam. Op de meeste bijvoeglijke naamwoorden kun je de trappen van vergelijking toepassen:

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

wat + gezegde?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Stellende
trap
Vergrotende
trap
Overtreffende 
trap
dik
duurder
smerig
dikst
vuilst
groter
duurst
laagst
dikker
mooi
duur
viezer

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Bijvoeglijk naamwoord
Ook deelwoorden kunnen gebruikt worden als bn: het gebroken glas, de lachende klant.


Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (stof. bn) zegt van welk materiaal iets is gemaakt: gouden oorbellen, een plastic tas.




Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Bijvoeglijk 
naamwoord
Stoffelijk
bijvoeglijk
naamwoord
ijzeren
oude
glazen
gestreepte
aan-
gebrande
acryl
pyrex
harige
katoenen
groene
moderne
plastic

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Lidwoorden (lw)
  • Er zijn drie lidwoorden (lw): de, het en een
  • Ze staan voor een zelfstandig naamwoord, maar er kunnen andere woorden tussen staan: de opleiding, het bedrijfsplan, een nieuwe (bn) medewerkster.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Lid-
woord
(lw)
Zelfstandig 
naamwoord
(zn)
Bijvoeglijk 
naamwoord
(bn)
houten
raam
gele
huilende
gevoel
de
België
een
peuter
het
kleine
baard

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Woordsoorten

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
  • Je herkent zelfstandige naamwoorden, (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden en lidwoorden.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk - Licentie
  • 3F Grammatica 1.2 oefening 1, 2, 3, 4 extra opdracht 1

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Ik snap de lesstof van deze les
JA!
ja
meh
nee
NEE!

Slide 21 - Poll

This item has no instructions

Volgende les:
  • Herkennen van de tijden (Incl. pv/inf/volt.dw)
  • TT (inclusief Engelse vormen)





Slide 22 - Slide

Les delen met de studenten.