This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Welkom
Woordsoorten
ZN, BVN, LW, WW
Nederlands
Slide 1 - Slide
Lesprogramma
Uitleg woordsoorten
Oefening woordsoorten
Zelfstandig werken
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
weet je wat zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, lidwoorden en werkwoorden zijn.
kun je de woordsoorten ZN, BN LW en WW herkennen en uitleggen wat de kenmerken zijn.
kun je de regels voor het schrijven van het (stoffelijk) BVN toepassen.
kun je zelfstandig de woordsoorten WW, ZN, BN en LW in een tekst benoemen.
Slide 3 - Slide
Geef zoveel mogelijk voorbeelden van zelfstandig naamwoorden.
Slide 4 - Mind map
Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord geeft een ‘naam’ aan ‘zelfstandige’ dingen.
Namen van mensen, dieren en dingen (eigennamen) Lady Gaga, Pluto, Samsung
Woorden voor concrete zaken tafel, laptop, toets
Woorden voor abstracte zaken twijfel, werk, grootte
Slide 5 - Slide
Zelfstandig naamwoord
Zelfstandignaam woorden komen in verschillende vormen voor. Let op de volgende zaken om ze te herkennen:
Je kan er een lidwoord voor zetten, ‘de’, ‘het’, ‘een’: de taart, het kopje, een stekker
Enkelvoud of meervoud taart – taarten, kopje – kopjes
Verkleinwoord taart – taartje, kop - kopje
Slide 6 - Slide
Lidwoorden
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord (lid)
de, het, een
Er zijn twee bepaalde lidwoorden (de, het) en er is een onbepaald lidwoord (een).
Bij een bepaald lidwoord weet je precies waarom het gaat, bij een onbepaald lidwoord kan het om van alles gaan.
bepaald lidwoord: ‘de’ en ‘het’
mannelijk de leraar
vrouwelijk de actrice
onzijdig het station
verkleinwoord het autootje
onbepaald lidwoord: ‘een’
mannelijk een leraar
vrouwelijk een beroemde actrice
onzijdig een koud, leeg station
Slide 7 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over het zelfstandige naamwoord. Kleur, materiaal, eigenschap, enzovoort.
Staat er direct voor en soms achter een zelfstandig naamwoord; Een paarse krokodil – De krokodil is paars.
Heeft soms een verbogen vorm; Het ticket is goedkoop – het goedkope ticket
Krijgt meestal bij stoffen en materialen'-en' erachter; het stalen kettingslot – de katoenen sok
Slide 8 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord
Het kan zelfstandig gebruikt worden als er voldoende context is;
Ik wil een blauwe, geen groene.
Heeft vaak trappen van vergelijking; Deze is laag, die is lager en die het laagst.
Zijn soms afgeleid van een werkwoord. Blaffende honden bijten niet.
Slide 9 - Slide
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een bijzondere vorm van het bijvoeglijk naamwoord is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord. Dit geeft aan van welk materiaaleen voorwerp is gemaakt. Meestal eindigen stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden op -en.
Slide 10 - Slide
Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden NIET op -en:
Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden WEL op -en:
Slide 11 - Slide
Uitzonderingen
Slide 12 - Slide
Werkwoorden
Geven aan welke handeling, toestand, proces er in de zin centraal staat (doe-woord).
Geven aan in welke tijd een zin staan (vt - tt).
Passen zich altijd aan het onderwerp aan (ow ev dan ww in ev / ow mv dan ww in mv).
Slide 13 - Slide
Soorten werkwoorden
Persoonsvorm Wij lopen altijd naar school.
Voltooid deelwoord Wij hebben gisteren 10 kilometer gelopen.
Onvoltooid deelwoord Lopend ging hij naar zijn werk.
Hele werkwoord/infinitief Wij willen daar graag lopen.
Slide 14 - Slide
Noteer alle zelfstandig naamwoorden (ZN), alle bijvoeglijk naamwoorden (BVN), alle lidwoorden (LW) en alle werkwoorden (WW).
De nieuwe brugklasleerlingen zijn vorige week voor de introductie op school geweest. Het warme weer zorgde ervoor dat de klassen veel naar buiten gingen. Deze week zijn de lessen begonnen en moeten de leerlingen bij Nederlands direct een lange, saaie tekst ontleden.
Slide 15 - Open question
Wat zijn zelfstandig naamwoorden?
A
de, het, een
B
rood, groen, geel
C
fiets, koe, paard
Slide 16 - Quiz
Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Jan
B
in
C
de
D
mooie
Slide 17 - Quiz
Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast
Slide 18 - Quiz
Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren
Slide 19 - Quiz
5. Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast
Slide 20 - Quiz
Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
rode
B
zachte
C
gouden
D
mooie
Slide 21 - Quiz
Karin heeft een rode roos aan haar vriend gegeven. Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
Karin
B
rode
C
Karin, roos
D
heeft
Slide 22 - Quiz
Wie heeft je bijzondere tekening gezien? is een:
Bijzondere
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
werkwoord
Slide 23 - Quiz
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
weet je wat zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, lidwoorden en werkwoorden zijn.
kun je deze woordsoorten herkennen en uitleggen wat de kenmerken zijn.
kun je de regels voor het schrijven van het (stoffelijk) BVN toepassen.
kun je zelfstandig de woordsoorten WW, ZN, BN en LW in een tekst benoemen.
Slide 24 - Slide
Schrijf op wat je deze les hebt geleerd
Slide 25 - Open question
Schrijf op wat je het moeilijkste vond van deze les.
Slide 26 - Open question
Na deze uitleg,
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen/bekijken
meer voorbeelden krijgen
mijn huiswerk maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof
Slide 27 - Poll
Vlog trede 6
Maak een VLOG van minimaal 5 en maximaal 10 minuten over het boek dat jij hebt gelezen.
Slide 28 - Slide
Wat komt er in je vlog?
- Titel van het boek;
- Schrijver;
- Illustrator;
- Uitgever;
- Vertel waarom je voor dit boek hebt gekozen;
- Geef een samenvatting van het boek;
- Lees een stukje voor;
Slide 29 - Slide
Inleveren: week 8
Mail je vlog naar de docent, of maak een afspraak in de afsluitweek.
Slide 30 - Slide
Aan de slag!
Trede 6
Volgende week vrijdag moet de trede ingeleverd zijn.