H5 §7 en §8

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Trappen van vergelijking 

DOEL

trappen van vergelijking en als/dan

- je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking

trappen van vergelijking

Trappen van vergelijking

Er zijn drie trappen van vergelijking: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap.

1. Juist
2. Onjuist

Uitzondering

Bij enkele woorden zijn

de trappen van vergelijking iets anders.

Kim heeft een oude rolstoel,

maar die rijdt nog goed.

Hieronder staan trappen van vergelijking. Vul elke trap van vergelijking aan.
1 … - bozer - …
2 goed - … - …

1. boos, boost, goeder, goedst
2. boos, boost, beste, best
3. boos, boost, beter, best
4. boos, boost, beter, goedst

Maak zelf zinnen met de trappen van vergelijking. Gebruik de plaatjes op de volgende dia's

Als/dan

Gebruik dan:

- bij een vergotende trap: meer dan, kleiner dan, mooier dan

- bij ander, andere en anders: het is anders dan ik dacht.

Gebruik als:

- bij net zo en even: net zo groot als, even mooi als

- bij niet zo: niet zo groot als

- bij drie keer, vier keer zo: vier keer zo groot als..

DE FOUTJES

1. Lisa is jonger als mij.
   
2. Gebruik 'dan' en 'als' niet door elkaar. 'Dan' komt altijd na een vergrotende trap.
3. Lisa is jonger dan ik (ben).

Vandaag ben ik even slim als/ dan hem/ hij.

1. als en hem
2. als en hij
3. dan en hem
4. dan en hij

DOEL

- je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking

trappen van vergelijking en 

als en dan

Evaluatie

Heb je de lesdoelen behaald?

-Weet je wat de trappen van vergelijking zijn?

-Weet je wanneer je 'dan' gebruikt?

-Weet je wanneer je 'als' gebruikt?

Drie verschillende werkwoorden

1. pv tegenwoordige tijd.
2. pv verleden tijd. 
3. voltooid deelwoord 

Filmpje NN

LASTIGE WERKWOORDEN

Van sommige werkwoorden klinkt de persoonsvorm tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord hetzelfde, MAAR je schrijft ze wel anders.

Ge-, be-, ont-, ver-, her- 

Woorden, die hiermee beginnen zijn lastig. 

bijvoorbeeld:

Jan verstuurt een bericht.
Jan heeft een bericht verstuurd.

Versturen - en = verstur --> r zit niet in  't ex-kofschip, dus verstuurd! Verlengproef --> verstuurde

Lastige werkwoorden

Maak de opdrachten allemaal. Heb je er 10 van de 15 goed, dan mag je stoppen. Is dat niet gelukt? Dan maak je de 5 plus opdrachten.

Maaike (verhuizen) volgende maand naar een andere stad.

1. verhuist
2. verhuisd
3. verhuizen
4. verhuizt

Karin (sporten) 3x per week.

1. sporten
2. sportte
3. sport
4. spordt

Het (gebeuren) niet vaak de Nicole een onvoldoende krijgt.

1. gebeurt
2. gebeurd

Vul de juiste vorm in

3/15 gemaakt

(Beantwoorden) je broer zijn mailtjes altijd pas na 2 weken?

Mijn vrienden hebben me om half negen (ophalen)

Gisteren was ik heel erg (haasten)

Wat is er goed?

6/15 gemaakt

Wat zijn lastige werkwoorden?

1. kennen
2. dansen
3. grasmaaien
4. knikkeren

Wij (kennen) veel mensen van die club.

1. kennen
2. kunnen
3. kent
4. kan

School(kennen) alle leerlingen.

1. kunnen
2. kan
3. kennen
4. kent

Vul het juiste antwoord in

9/15 gemaakt

Waar begint het voltooid deelwoord in de tegenwoordige tijd meestal mee?

In de tegenwoordige tijd noemen we een werkwoord met be-, ge,- ver,- ont,- her,- of over een.............
Hoe noemen we dit?

Het werkwoord lopen, is dat een lastig werkwoord? Waarom wel of niet?

Nog 1x oefenen

12/15

Je gebruikt de verleng proef om te horen of je een voltooid deelwoord met een -d of met een -t schrijft.

1. niet waar
2. waar

Gelukkig werd ik onderweg niet (beroven)

Het( verbazen) mij dat hij zo goed kan spelen op het hockeyveld.

Maken

de trappen van vergelijking

blz. 143: opdrachten 1-2-3-4 

lastige werkwoorden

blz. 144: startopdracht-1-3-4

                                              

LEZEN