Er zijn zes eilanden. Vroeger was Zeeland een groep eilanden bij elkaar die in
de loop der eeuwen door dijken en inpoldering aan elkaar zijn ‘vergroeid’ en nu schiereilanden zijn. De grootste eilanden zijn Walcheren en Noord-Beveland en Zuid-Beveland. De kleinere eilanden zijn Tholen, Schouwen-Duiveland en Sint Philipsland. Helemaal in het zuiden heb je het bijna volledig door België en water omringde stuk Zeeuws-Vlaanderen liggen.
Slide 4 - Slide
Michiel Adriaenszoon de Ruyter (1607-1676) was een Nederlandse admiraal. Zijn bijnaam was Bestevaêr, oftewel ‘grootvader’. Hij is een van de bekendste zeehelden uit de Nederlandse geschiedenis en wordt beschouwd als de grootste admiraal van zijn tijd. Tijdens de Tweede Engelse Zeeoorlog tussen Nederland en Engeland voer hij de Theems op naar Chatham en vernielde daar een deel van de Engelse vloot.
Slide 5 - Slide
Er zijn 1836 mensen overleden.
Slide 6 - Slide
BLØF en Racoon zijn de bekendste bands die uit Zeeland komen.
Slide 7 - Slide
7 Dat is zestig meter onder NAP in de Westerscheldetunnel, de tunnel die Zeeuws-Vlaanderen verbindt met Zuid-Beveland.
De Oosterscheldekering heeft 62 openingen die allemaal 40 meter breed zijn.
Je eet ze. Het zijn allebei groenten die groeien op de schorren, het overgangsgebied tussen zoet en zout water. Ze smaken zilt en zitten vol vitaminen. Ze smaken lekker bij visgerechten.
Slide 8 - Slide
hulpwerkwoord
+
participium
hebben en zijn
hoeven
kunnen
moeten
mogen
willen
zullen
modaal werkwoord
+
infinitief
hulpwerkwoord
+
modaal werkwoord
+
infinitief
perf.
pres.
imp.
perf.
Slide 9 - Slide
In welke tijd staan deze zinnen?
Dat klopt, maar ik heb hem laten maken.
Helaas heb ik nooit een band leren plakken.
Ben je blijven wachten?
Ik heb het mijn vader wel eens zien doen.
Ik heb maar een half uurtje hoeven wachten.
Anders had ik nu moeten lopen.
kunnen
mogen
moeten
willen
zullen
gaan
blijven
komen
laten
doen
voelen
horen
zien
leren
helpen
lopen
staan
zitten
liggen
+ infinitief
= dubbele infinitief.
Ik heb mijn fiets
laten maken.
Slide 10 - Slide
hebben + dubbele infinitief
Ik wil graag Spaans leren. (presens)
Ik hebaltijd graag Spaanswillen leren. (perfectum)
Hij kan dat niet begrijpen. (presens)
Hijheeftdat nooit kunnenbegrijpen. (perfectum)
zullen, willen, kunnen, mogen, moeten
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
indirecte rede
Ik heb een nieuwe baan gevonden.
directe rede
Slide 13 - Slide
Zij zegt dat ze een nieuwe baan heeftgevonden.
Ik heb een nieuwe baan gevonden.
directe rede
indirecte rede
dat
Zij vraagt of ze een nieuwe baan heeft gevonden.
of
Zij weet niet of ze een nieuwe baan heeft gevonden.
Zij weet niet wanneer ze een nieuwe baan heeft gevonden.