V4 /H4- BS 2.4: Zwanger

basisstof 3: hormonale regelingen menstruatiecyclus
V4
Thema 2
Voortplanting
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

basisstof 3: hormonale regelingen menstruatiecyclus
V4
Thema 2
Voortplanting

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Tijdens de folliculaire fase van de menstruatiecyclus stijgt de concentratie FSH in het bloed van een vrouw.
Wat gebeurt er NIET als direct gevolg van een hogere FSH concentratie in het bloed?
A
Er rijpt een follikel in de eierstok
B
Er wordt oestradiol geproduceerd
C
Het gele lichaam produceert progesteron

Slide 3 - Quiz

Leerdoelen
  • Je kunt de verschillen in de menstruatiecyclus bij zwangerschap en niet-zwangerschap benoemen
  • Je kunt beschrijven hoe en waar de bevruchting plaatsvindt
  • Je kunt beschrijven hoe bevruchte eicel tot baby ontwikkelt en welke processen daarbij plaatsvinden
  • Je kunt het bevallingsproces beschrijven

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Bevruchting moet binnen 24 uur na ovulatie plaatsvinden
Na bevruchting: klievingsdelingen
Van ovulatie tot innesteling: 5-7 dagen.
Na binnendringen kern spermacel, eicel ondoordringbaar: zona pellucida

versmelting van kernen

bevruchte eicel: ZYGOTE

Slide 6 - Slide

klievingsdelingen: celdelingen zonder plasmagroei

Ontwikkelingsstadia (VWO4)

Oocyt
Zygote
4 cellig stadium
8 cellig stadim
Morula
Blastula / blastocyst

Slide 7 - Slide

Blastocyst
- embryoblast
- trofoblast
Celdifferentiatie
Genregulatie

Slide 8 - Slide

Op welke dag in de cyclus vindt innesteling plaats als er op dag 14 ovulatie plaatsvindt en op dag 15 bevruchting?
A
rond dag 17
B
rond dag 21
C
rond dag 28
D
rond dag 40

Slide 9 - Quiz

Het is van belang dat er bij zwangerschap GEEN menstruatie plaatsvindt.
Welk hormoon bereidt het baarmoederslijmvlies voor op innesteling?
Waarom vindt er geen menstruatie plaats?
A
- oestrogeen - het embryo maakt zelf oestrogeen aan
B
- oestrogeen - het embryo maakt progesteron aan
C
- progesteron - het embryo maakt zelf progesteron aan
D
- progesteron - het embryo voorkomt het vervallen van het gele lichaam

Slide 10 - Quiz

Geef een biologische reden waarom er na bevruchting klievingsdelingen (zonder plasmagroei) plaatsvinden.

Slide 11 - Open question

Maak gebruik van BINAS 89-A
Welk hormoon maakt het embryo aan waardoor het gele lichaam het signaal krijgt om progesteron te blijven produceren?

Slide 12 - Open question

Zet de volgende processen of stadia in chronologische volgorde
1
2
3
4
5
6
ovulatie
innesteling
zygote
klievingsde-
lingen
bevruchting
blastocyst

Slide 13 - Drag question

Twee vruchtvliezen: 
binnenste vruchtvlies: amnion
buitenste vruchtvlies: chorion

embryo ligt in amnion-holte

deel van het chorion vormt placenta
(VWO4)

Slide 14 - Slide

Celdifferentiatie

Slide 15 - Slide

Stamcellen

Slide 16 - Slide

GEEN direct bloedcontact tussen moeder en embryo

Dunne wand tussen moeder en embryo

Veel stoffen passeren placenta

Bloedvaatjes embryo nemen stoffen op en geven stoffen af aan bloedholten van moeder

Drie bloedvaten door de navelstreng:
- 1 navelstrengader: placenta > embryo
- 2 navelstrengslagaders: embryo > placenta

Slide 17 - Slide

EMBRYONALE STADIUM
vanaf bevruchting tot en met ong. 8 weken

- vorming van alle organen
- 'mensvorm' niet duidelijk herkenbaar


FOETALE STADIUM
vanaf 8 weken tot en met geboorte

- ontwikkeling en rijpen organen
- 'mensvorm' duidelijk herkenbaar

Vanaf 27 weken levensvatbaar

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Leg uit waarom het van belang is dat een zwangere vrouw altijd met een arts moet overleggen als ze een nieuw medicijn moet gaan gebruiken.

Slide 20 - Open question

Druk van hoofdje op baarmoedermond wekt oxytocine afgifte op: weeen
Weeen vlakken de baarmoedermond af en zorgen voor ontsluiting
Bij volledige ontsluiting: persweeen > uitdrijving
Na geboorte kind: nageboorte > geboorte van de placenta

Slide 21 - Slide

Sommige verloskundigen raden aan om en groot deel van de weeënfase met name staand door te brengen.
Leg uit hoe dit de weeënfase kan bevorderen.

Slide 22 - Open question

Welk van de volgende klachten kunnen voorkomen bij hoogzwangere vrouwen?
A
het vaak en snel hebben van maagzuur
B
vaker moeten plassen
C
geen/minder gevoel van honger hebben
D
rugklachten

Slide 23 - Quiz

Leerdoelen
  • Je kunt de verschillen in de menstruatiecyclus bij zwangerschap en niet-zwangerschap benoemen
  • Je kunt beschrijven hoe en waar de bevruchting plaatsvindt
  • Je kunt beschrijven hoe bevruchte eicel tot baby ontwikkelt en welke processen daarbij plaatsvinden
  • Je kunt het bevallingsproces beschrijven

Slide 24 - Slide

Huiswerk voor volgende week dinsdag
  1. Je hebt basisstof 4 gelezen
  2. Je hebt op bvj online de volgende vragen gemaakt:  25, 26, 27, 28, 31, 33, 34 en 37

Slide 25 - Slide