Tijdens de folliculaire fase van de menstruatiecyclus stijgt de concentratie FSH in het bloed van een vrouw. Wat gebeurt er NIET als direct gevolg van een hogere FSH concentratie in het bloed?
A
Er rijpt een follikel in de eierstok
B
Er wordt oestradiol geproduceerd
C
Het gele lichaam produceert progesteron
Slide 3 - Quiz
Leerdoelen
Je kunt de verschillen in de menstruatiecyclus bij zwangerschap en niet-zwangerschap benoemen
Je kunt beschrijven hoe en waar de bevruchting plaatsvindt
Je kunt beschrijven hoe bevruchte eicel tot baby ontwikkelt en welke processen daarbij plaatsvinden
Je kunt het bevallingsproces beschrijven
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Bevruchting moet binnen 24 uur na ovulatie plaatsvinden
Na bevruchting: klievingsdelingen
Van ovulatie tot innesteling: 5-7 dagen.
Na binnendringen kern spermacel, eicel ondoordringbaar: zona pellucida
versmelting van kernen
bevruchte eicel: ZYGOTE
Slide 6 - Slide
klievingsdelingen: celdelingen zonder plasmagroei
Ontwikkelingsstadia (VWO4)
Oocyt
Zygote
4 cellig stadium
8 cellig stadim
Morula
Blastula / blastocyst
Slide 7 - Slide
Blastocyst
- embryoblast
- trofoblast
Celdifferentiatie
Genregulatie
Slide 8 - Slide
Op welke dag in de cyclus vindt innesteling plaats als er op dag 14 ovulatie plaatsvindt en op dag 15 bevruchting?
A
rond dag 17
B
rond dag 21
C
rond dag 28
D
rond dag 40
Slide 9 - Quiz
Het is van belang dat er bij zwangerschap GEEN menstruatie plaatsvindt. Welk hormoon bereidt het baarmoederslijmvlies voor op innesteling? Waarom vindt er geen menstruatie plaats?
A
- oestrogeen
- het embryo maakt zelf oestrogeen aan
B
- oestrogeen
- het embryo maakt progesteron aan
C
- progesteron
- het embryo maakt zelf progesteron aan
D
- progesteron
- het embryo voorkomt het vervallen van het gele lichaam
Slide 10 - Quiz
Geef een biologische reden waarom er na bevruchting klievingsdelingen (zonder plasmagroei) plaatsvinden.
Slide 11 - Open question
Maak gebruik van BINAS 89-A Welk hormoon maakt het embryo aan waardoor het gele lichaam het signaal krijgt om progesteron te blijven produceren?
Slide 12 - Open question
Zet de volgende processen of stadia in chronologische volgorde
1
2
3
4
5
6
ovulatie
innesteling
zygote
klievingsde-
lingen
bevruchting
blastocyst
Slide 13 - Drag question
Twee vruchtvliezen:
binnenste vruchtvlies: amnion
buitenste vruchtvlies: chorion
embryo ligt in amnion-holte
deel van het chorion vormt placenta
(VWO4)
Slide 14 - Slide
Celdifferentiatie
Slide 15 - Slide
Stamcellen
Slide 16 - Slide
GEEN direct bloedcontact tussen moeder en embryo
Dunne wand tussen moeder en embryo
Veel stoffen passeren placenta
Bloedvaatjes embryo nemen stoffen op en geven stoffen af aan bloedholten van moeder
Drie bloedvaten door de navelstreng:
- 1 navelstrengader: placenta > embryo
- 2 navelstrengslagaders: embryo > placenta
Slide 17 - Slide
EMBRYONALE STADIUM
vanaf bevruchting tot en met ong. 8 weken
- vorming van alle organen
- 'mensvorm' niet duidelijk herkenbaar
FOETALE STADIUM
vanaf 8 weken tot en met geboorte
- ontwikkeling en rijpen organen
- 'mensvorm' duidelijk herkenbaar
Vanaf 27 weken levensvatbaar
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Leg uit waarom het van belang is dat een zwangere vrouw altijd met een arts moet overleggen als ze een nieuw medicijn moet gaan gebruiken.
Slide 20 - Open question
Druk van hoofdje op baarmoedermond wekt oxytocine afgifte op: weeen
Weeen vlakken de baarmoedermond af en zorgen voor ontsluiting
Bij volledige ontsluiting: persweeen > uitdrijving
Na geboorte kind: nageboorte > geboorte van de placenta
Slide 21 - Slide
Sommige verloskundigen raden aan om en groot deel van de weeënfase met name staand door te brengen. Leg uit hoe dit de weeënfase kan bevorderen.
Slide 22 - Open question
Welk van de volgende klachten kunnen voorkomen bij hoogzwangere vrouwen?
A
het vaak en snel hebben van maagzuur
B
vaker moeten plassen
C
geen/minder gevoel van honger hebben
D
rugklachten
Slide 23 - Quiz
Leerdoelen
Je kunt de verschillen in de menstruatiecyclus bij zwangerschap en niet-zwangerschap benoemen
Je kunt beschrijven hoe en waar de bevruchting plaatsvindt
Je kunt beschrijven hoe bevruchte eicel tot baby ontwikkelt en welke processen daarbij plaatsvinden
Je kunt het bevallingsproces beschrijven
Slide 24 - Slide
Huiswerk voor volgende week dinsdag
Je hebt basisstof 4 gelezen
Je hebt op bvj online de volgende vragen gemaakt: 25, 26, 27, 28, 31, 33, 34 en 37