WOORDENSCHAT Tegenovergestelde

NEDERLANDSE TAAL
Het tegenovergestelde van een woord vinden.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 4,5

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

NEDERLANDSE TAAL
Het tegenovergestelde van een woord vinden.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

DINGEN ZIJN TEGENOVERGESTELD ALS ZE VERSCHILLEN, ZOVEEL ALS HET MAAR KAN. 
Groot
Klein

Slide 3 - Slide

ZUS
A
DOCHTER
B
BROER
C
ZO
D
MEISJE

Slide 4 - Quiz

LANGZAAM
A
ZACHTJES
B
RUSTIG
C
SNEL
D
HARD

Slide 5 - Quiz

DROOG
A
REGEN
B
NAT
C
HOOG
D
PARAPLU

Slide 6 - Quiz

GEMEEN
A
FLAUW
B
STOM
C
AARDIG
D
LIEF

Slide 7 - Quiz

BREED
A
DIK
B
DUN
C
SMAL
D
FIJN

Slide 8 - Quiz

LEEG
A
WEINIG
B
VEEL
C
HOOG
D
VOL

Slide 9 - Quiz

ERBIJ
A
AF
B
ERAF
C
MINDER
D
PLUS

Slide 10 - Quiz

STRAK
A
DICHT
B
VAST
C
RUIM
D
DUN

Slide 11 - Quiz

GEVEN
A
DELEN
B
KIEZEN
C
VINDEN
D
KRIJGEN

Slide 12 - Quiz

STOPPEN
A
DOORGAAN
B
WETEN
C
ROOD
D
HAND

Slide 13 - Quiz

VOORDEEL
A
TEGEN
B
ACHTER
C
ZIJKANT
D
NADEEL

Slide 14 - Quiz

DONKER
A
ZWART
B
GAT
C
LICHT
D
DUISTER

Slide 15 - Quiz

ALTIJD
A
NOOIT
B
VAAK
C
SOMS
D
ALLEEN

Slide 16 - Quiz

AAIEN
A
STRELEN
B
VOELEN
C
SLAAN
D
KNUFFEL

Slide 17 - Quiz

BIJZONDER
A
GEK
B
GRAPPIG
C
NORMAAL
D
APART

Slide 18 - Quiz

BREKEN
A
MAKEN
B
KOPEN
C
RUILEN
D
HEBBEN

Slide 19 - Quiz

SCHEUREN
A
PRIKKEN
B
KNUTSELEN
C
PLAKKEN
D
KNIPPEN

Slide 20 - Quiz

Bedenk nu zelf woorden en laat iemand uit je familie het tegenovergestelde woord raden.

Slide 21 - Slide

EINDE 

Slide 22 - Slide