H6 Het Weer Paragraaf 6.3-6.4-6.5

6.3 Wolken en neerslag


  • Je kunt overeenkomsten beschrijven tussen een broeikas en het natuurlijk broeikaseffect in de atmosfeer.
  • Je kunt de oorzaken van het versneld broeikaseffect benoemen.
  • Je kunt de gevolgen van het versneld broeikaseffect benoemen.
  • Je kunt de bijdrage van methaan aan het versterkt broeikaseffect beschrijven.

1 / 35
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

6.3 Wolken en neerslag


  • Je kunt overeenkomsten beschrijven tussen een broeikas en het natuurlijk broeikaseffect in de atmosfeer.
  • Je kunt de oorzaken van het versneld broeikaseffect benoemen.
  • Je kunt de gevolgen van het versneld broeikaseffect benoemen.
  • Je kunt de bijdrage van methaan aan het versterkt broeikaseffect beschrijven.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

De wolken in de foto komen alleen op zeer grote hoogte voor. Ze bestaan uit ijskristallen.
Bij het ontstaan van deze wolken gaat waterdamp rechtstreeks over in vaste stof (ijskristallen).
Hoe heet deze fase-overgang?
A
bevriezen
B
condenseren
C
rijpen
D
verdampen

Slide 11 - Quiz

In de herfst is het 's morgens vroeg soms erg mistig. Meestal verdwijnt de mist in de loop van de ochtend en breekt de zon weer door.
Welke fase-overgang laat de mist verdwijnen?
A
bevriezen
B
condenseren
C
rijpen
D
verdampen

Slide 12 - Quiz

Welke fase-overgang heet rijpen?
A
waterdamp naar vloeibaar water
B
vloeibaar water naar ijs
C
ijs naar waterdamp
D
waterdamp naar ijs

Slide 13 - Quiz

Lees de volgende twee uitspraken.
1 Het dauwpunt van warme lucht is hoger dan het dauwpunt van koude lucht.
2 Het dauwpunt van vochtige lucht is hoger dan het dauwpunt van droge lucht.
Welke van deze uitspraken is juist?
A
geen van beide
B
uitspraak 1
C
uitspraak 2
D
zowel 1 als 2

Slide 14 - Quiz

Onder bepaalde omstandigheden ontstaan er stapelwolken.
Een stapelwolk ontstaat als:
A
de opstijgende luchtbel afkoelt
B
de opstijgende luchtbel warmer wordt
C
de waterdamp in een opstijgende luchtbel condenseert
D
er regen op komst is

Slide 15 - Quiz

6.4 Onweer
  • Je kunt beschrijven hoe voorwerpen elektrisch geladen en ontladen kunnen worden.
  • Je kunt uitleggen hoe bliksem en donder ontstaan.
  • Je kunt beschrijven welke schade kan optreden als gevolg van onweer.
  • Je kunt beschrijven en hoe je de schade door onweer kunt beperken.
  • Je kunt het rendement van een waterkrachtcentrale berekenen.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Beschrijf zo uitgebreid mogelijk wat hier gebeurd.

Slide 23 - Open question

6.5 Het versterkte broeikaseffect
  • Je kunt overeenkomsten beschrijven tussen een broeikas en het natuurlijk broeikaseffect in de atmosfeer.
  • Je kunt de oorzaken van het versneld broeikaseffect benoemen.
  • Je kunt de gevolgen van het versneld broeikaseffect benoemen.
  • Je kunt de bijdrage van methaan aan het versterkt broeikaseffect beschrijven.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Leg uit hoe de aarde wordt opgewarmd.

Slide 30 - Open question

Broeikasgassen kunnen een negatief effect op het milieu hebben.
Wat is een broeikasgas?
A
een gas dat in een broeikas ontstaat
B
een gas dat door de aarde uitgestraalde warmte opneemt
C
een gas dat door de aarde uitgestraalde warmte doorlaat
D
een gas dat verbrand kan worden

Slide 31 - Quiz

Op welke manier(en) kunnen er broeikasgassen in de lucht terechtkomen?
A
door het verbranden van bezine
B
door het opwekken van elektriciteit in een gestookte elektriciteitscentrale
C
door het verbranden van aardgas

Slide 32 - Quiz

Bij de verbranding van kerosine wordt CO2 gevormd.
Welk milieueffect wordt daardoor veroorzaakt?
A
luchtverontreiniging door roetdeeltjes
B
smog
C
zure regen
D
versterkt broeikaseffect

Slide 33 - Quiz

Schrijf 3 dingen op die je geleerd hebt.

Slide 34 - Open question

Stel 1 vraag over wat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 35 - Open question