This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt overeenkomsten beschrijven tussen een broeikas en het natuurlijk broeikaseffect in de atmosfeer.
Je kunt de oorzaken van het versneld broeikaseffect benoemen.
Je kunt de gevolgen van het versneld broeikaseffect benoemen.
Je kunt de bijdrage van methaan aan het versterkt broeikaseffect beschrijven.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Aan de slag!
Wat: lees je Nova boek blz. 81 t/m 83 en maak opgaven 48 t/m 54 van H 4.5 op blz. 117.
Hoe: helemaal stil!
Hulp: docent
Tijd: 20 minuten lang
Huiswerk: opdrachten 55 t/m 56 van paragraaf H 4.5 op blz. 118.
Klaar / Wachtopdracht?: ga bezig met herhalen van H4.1 t/m H4.5.
timer
20:00
Slide 8 - Slide
Leg uit hoe de aarde wordt opgewarmd.
Slide 9 - Open question
Broeikasgassen kunnen een negatief effect op het milieu hebben. Wat is een broeikasgas?
A
een gas dat in een broeikas ontstaat
B
een gas dat door de aarde uitgestraalde warmte opneemt
C
een gas dat door de aarde uitgestraalde warmte doorlaat
D
een gas dat verbrand kan worden
Slide 10 - Quiz
Op welke manier(en) kunnen er broeikasgassen in de lucht terechtkomen?
A
door het verbranden van bezine
B
door het opwekken van elektriciteit in een gestookte elektriciteitscentrale
C
door het verbranden van aardgas
Slide 11 - Quiz
Bij de verbranding van kerosine wordt CO2 gevormd. Welk milieueffect wordt daardoor veroorzaakt?
A
luchtverontreiniging door roetdeeltjes
B
smog
C
zure regen
D
versterkt broeikaseffect
Slide 12 - Quiz
De wolken in de foto komen alleen op zeer grote hoogte voor. Ze bestaan uit ijskristallen. Bij het ontstaan van deze wolken gaat waterdamp rechtstreeks over in vaste stof (ijskristallen). Hoe heet deze fase-overgang?
A
bevriezen
B
condenseren
C
rijpen
D
verdampen
Slide 13 - Quiz
In de herfst is het 's morgens vroeg soms erg mistig. Meestal verdwijnt de mist in de loop van de ochtend en breekt de zon weer door. Welke fase-overgang laat de mist verdwijnen?
A
bevriezen
B
condenseren
C
rijpen
D
verdampen
Slide 14 - Quiz
Welke fase-overgang heet rijpen?
A
waterdamp naar vloeibaar water
B
vloeibaar water naar ijs
C
ijs naar waterdamp
D
waterdamp naar ijs
Slide 15 - Quiz
Lees de volgende twee uitspraken. 1 Het dauwpunt van warme lucht is hoger dan het dauwpunt van koude lucht. 2 Het dauwpunt van vochtige lucht is hoger dan het dauwpunt van droge lucht. Welke van deze uitspraken is juist?
A
geen van beide
B
uitspraak 1
C
uitspraak 2
D
zowel 1 als 2
Slide 16 - Quiz
Onder bepaalde omstandigheden ontstaan er stapelwolken. Een stapelwolk ontstaat als:
A
de opstijgende luchtbel afkoelt
B
de opstijgende luchtbel warmer wordt
C
de waterdamp in een opstijgende luchtbel condenseert
D
er regen op komst is
Slide 17 - Quiz
Beschrijf zo uitgebreid mogelijk wat hier gebeurd.
Slide 18 - Open question
Schrijf 3 dingen op die je geleerd hebt.
Slide 19 - Open question
Stel 1 vraag over wat je nog niet zo goed hebt begrepen.