Knepen van het sprekersvak!

T&C Nederlands
"Wat hebben deze mensen met elkaar gemeen?"
  • 8 afbeeldingen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

T&C Nederlands
"Wat hebben deze mensen met elkaar gemeen?"
  • 8 afbeeldingen

Slide 1 - Slide

Martin Luther King
John F. Kennedy

Slide 2 - Slide

Nelson Mandela
Barack Obama

Slide 3 - Slide

Greta Thunberg
Anuna De Wever

Slide 4 - Slide

Stephen Hawking
Yuval Noah Harari

Slide 5 - Slide

Wat hebben deze mensen met elkaar gemeen?

Slide 6 - Open question

Hoe treed je in hun voetsporen?

Slide 7 - Slide

Vermijd wollig taalgebruik
  1. Wat is dit?
  2. Korte opfrissing
  3. Korte instructie
  4. Aan de slag!
  5. Check-out

Slide 8 - Slide

Wollig taalgebruik?
  • Van de bast van de boom werd een drankje gemaakt dat de malariaparasiet doodde.
  • Er wordt om negen uur een ronde van evaluatiegesprekken gehouden.
  • De bankovervaller werd op zijn neus gestompt door een bewaker. 

Slide 9 - Slide

Waar zou ik dat al gehoord hebben?
  • die ene vriend die niet uitgepraat geraakt over dat ene onderwerp waar hij zo door gepassioneerd is.
  • je vader die altijd ellenlange verhalen zonder clou vertelt.
  • die leerkracht die veel te veel woorden gebruikt wanneer iets heel makkelijk verteld kan worden...

Slide 10 - Slide

Wat is dat precies?
  • niet to the point
  • ongestructureerd
  • langdradig
  • te veel technische details
  •  nietszeggend...

Slide 11 - Slide

Waarom doet men dit?
  • langere zinnen = klinkt alsof je meer te vertellen hebt
  • je verschuilen achter een brij van woorden
  • uit onzekerheid? 

Slide 12 - Slide

Hoe herken je deze zinsbouw?
  • Opfrissing nodig van zinsdelen! 

Slide 13 - Slide

Onderwerp? Van de bast van de boom werd een drankje gemaakt.
A
van de bast van de boom
B
werd
C
een drankje
D
gemaakt

Slide 14 - Quiz

Persoonsvorm? Van de bast van de boom werd een drankje gemaakt.
A
van de bast van de boom
B
werd
C
een drankje
D
gemaakt

Slide 15 - Quiz

Onderwerp? De bankovervaller werd op zijn neus gestompt door een bewaker.
A
de bankovervaller
B
werd
C
door een bewaker
D
gestompt

Slide 16 - Quiz

lijdend voorwerp? De bewaker stompte de bankovervaller op zijn neus.
A
de bewaker
B
stompte
C
de bankovervaller
D
op zijn neus

Slide 17 - Quiz

Jouw gevoel na de korte opfrissing?
Shit, dit zit ver, ik heb dit volgens mij nog nooit gezien!
Dit zit ver en ik kan wel een opfrissing onder de vorm van een instructie gebruiken.
Dit zit ver maar ik fris dit zelfstandig wel even op.
Dit zit er nog fris in!

Slide 18 - Poll

Wollig taalgebruik = passieve zinnen
  • De bankovervaller werd op zijn neus gestompt door een bewaker.
  • Het onderwerp voert de actie NIET uit.
  • De zin bevat een handelend voorwerp.
  • Een handelend voorwerp begint met vz 'door'.
  • Een handelend voorwerp kun je weglaten.

Slide 19 - Slide

Wollig taalgebruik = passieve zinnen
  • Er wordt om negen uur een ronde van evaluatiegesprekken gehouden door de directie.
  • Het onderwerp voert de actie NIET uit.
  • De zin bevat een handelend voorwerp.
  • Een handelend voorwerp begint met vz 'door'.
  • Een handelend voorwerp kun je weglaten/ toevoegen.

Slide 20 - Slide

Passieve zinnen
Er wordt om negen uur een ronde van gesprekken gehouden door de directie.

De bankovervaller werd op zijn neus gestompt door een bewaker.

Van de bast van de boom werd een drankje gemaakt dat de malariaparasiet doodde.
Actieve zinnen
De directie houdt om negen uur een ronde van gesprekken.

De bewaker stompte de bankovervaller op zijn neus.

Indianen in Peru maakten van de bast van een boom een drankje dat de malariaparasiet doodde.

Slide 21 - Slide

Aan de slag!
  • Lees de theorie op de digitale methode nog eens opnieuw.
  • Maak de oefeningen op de digitale methode.
  • Nederlands 2 hoofdstuk 4 - 4.1 actieve en passieve zinnen
  • Nederlands 2 hoofdstuk 4 - 4.6 handelend voorwerp
  • Om 10u20 terug voor de check-out! 

Slide 22 - Slide

Welke zinnen zijn actief?
A
Hij werd gekust door zijn vriendin.
B
Zijn vriendin kuste hem.
C
Door de regen liepen ze hand in hand.
D
Er werd hand in hand gelopen.

Slide 23 - Quiz

Welke zinnen zijn passief?
A
Er zijn veel klachten ingediend.
B
De afwas wordt razendsnel gedaan.
C
Een man in een roeiboot ving de walvis.
D
Ze liepen hand in hand door de regen.

Slide 24 - Quiz

Maak van deze passieve zin, een actieve zin.

De boodschappen worden door de broers gedaan.

Slide 25 - Open question

Maak van deze actieve zin, een passieve zin.

Elsa koopt een cadeau voor Anna.

Slide 26 - Open question

Wat geldt voor jou?
Ik maakte alle oefeningen op beide onderdelen.
Ik maakte alle oefeningen op passief en actief.
Ik maakte alle oefeningen op het handelend voorwerp.
Ik moet nog een aantal oefeningen op passief en actief afwerken.
Ik moet nog een aantal oefeningen op het handelend voorwerp afwerken.

Slide 27 - Poll

Na deze les heb ik...
nog nood aan extra uitleg over actief en passief
nog nood aan extra oefeningen op actief en passief.
nog nood aan extra oefeningen op het handelend voorwerp.
nog nood aan extra uitleg over het handelend voorwerp.
nog nood aan uitleg & oefeningen op beide onderdelen.
het gevoel dat ik redelijk goed deze leerstof begrijp.

Slide 28 - Poll