H2b 25.5. wh voorzetsels + ontleden

Willkommen!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Willkommen!

Slide 1 - Slide

Programm Donnerstag 25.5.
4de naamval  -> voorzetsels en ontleden
Schreiben
Lesen
Wortschatz
Voorbereiding op proefwerk:
Jullie kunnen den 4de naaval toepassen. Nu: Wanneer ?
Jullie de belangrijke informatie uit teksten halen.

Slide 2 - Slide

4de naamval
Akkusativ

Slide 3 - Slide

Wanneer gebruik je de 4de naamval?

Slide 4 - Open question

voorzetsels 4de naamval

Slide 5 - Slide

Achter welke voorzetsels gebruik je de 4de naaval?

Slide 6 - Open question

Ich gehe durch den Park

Slide 7 - Slide

Ohne Moos nix los

Slide 8 - Slide

Auto fährt gegen einen Baum.

Slide 9 - Slide

Die Rose ist für meine Mutter.

Slide 10 - Slide

Die Kette hängt um ihren Hals.

Slide 11 - Slide

Bis nächste Woche

Slide 12 - Slide

       Vertaal de voorzetsels
door
voor
tegen
zonder 
om
tot
durch 
  für
gegen
ohne
um
bis

Slide 13 - Drag question

Ontleden
Zin splitsen in zinsdelen

Slide 14 - Slide

Welke zinsdelen ken je?

Slide 15 - Open question

Der Spieler fängt den Ball.
De speler vangt de bal.

Slide 16 - Slide

Het gezegde
Der Spieler fängt den Ball.
De speler vangt de bal.

werkwoord in zin  ->   fängt/vangt

Slide 17 - Slide

Onderwerp
Der Spieler fängt den Ball.
De speler vangt de bal.

Wer fängt?     -> der Spieler
Wie vangt?

Slide 18 - Slide

Lijdend voorwerp
Der Spieler fängt den Ball.
De speler vangt de bal.

Was fängt der Spieler?     -> den Ball
Wat vangt de speler?

Slide 19 - Slide

Hij/Hem Regel
Der Spieler fängt den Ball.
De speler vangt de bal.

de speler    ->  hij             = onderwerp
de bal           ->  hem        = lijdend voorwerp

Slide 20 - Slide

Naamvallen
Der Spieler fängt den Ball.

Der Spieler   = onderwerp              -> 1de naamval
den Ball         = lijdend voorwerp  -> 4de naamval

Slide 21 - Slide

Stappenplan naamvallen
1. der-groep of ein-groep?
 
2. geslacht ?  (m, v, o, mv)

3. voorzetsel of ontleden  (hij/hem regel)

4. correcte vorm kiezen

Slide 22 - Slide

Schreiben

Slide 23 - Slide

Lesen
classroom
Text 1 + 2

Slide 24 - Slide

Wörterlisten D/F + G

Slide 25 - Slide

Toll!!!

Je weet wanneer je de 4de naamval gebruikt.
Je hebt geoefend met lezen.

Slide 26 - Slide

Hausaufgaben für Donnerstag 30.3.
Lernen:    Kapitel 7   Der-Gruppe lernen

Machen:  Kapitel 7  C9  online 
                                                              (zie planning)



                                                                      
                                               

Slide 27 - Slide