§3 Tekstverbanden en signaalwoorden

Klas 2 - lezen
Tekstverbanden en signaalwoorden
Cursus 1: Meer dan lezen
§3
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Klas 2 - lezen
Tekstverbanden en signaalwoorden
Cursus 1: Meer dan lezen
§3

Slide 1 - Slide

Doelen
- Ik kan een zakelijke tekst lezen en begrijpen.
- Ik kan vragen over een zakelijke tekst beantwoorden.
- Ik ken de tekstverbanden chronologie, conclusie, opsomming, tegenstelling, toelichting, doel-middel, oorzaak, reden, samenvatting en vergelijking.

Slide 2 - Slide

§2: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Je kent de volgende tekstverbanden:
- chronologie (daarna, vervolgens, toen, terwijl, ...)
- conclusie (al met al, concluderend, daarom, ...)
- opsomming (bovendien, daarnaast, ook, en, ...)
- tegenstelling (maar, toch, hoewel, echter, ...)
- toelichting (als, bijvoorbeeld, denk aan, ...)

Slide 3 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Daar komen nu nog vijf verbanden bij:
- doel-middel
- oorzaak
- reden
- samenvatting
- vergelijking

Slide 4 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Doel-middelverband
Geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
>> aan de hand van, door middel van, met behulp van, om te,
      opdat, zodat

Slide 5 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Oorzakelijk verband
Geeft aan waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).
>> als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, doordat, 
      dus, het gevolg is, vanwege, waardoor, zodat

Slide 6 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Redengevend verband
Geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.

>> daarom, dankzij, de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk,
      omdat, want

Slide 7 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Samenvattend verband
Geeft een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.

>> al met al, kortom, met andere woorden, samengevat

Slide 8 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Vergelijkend verband
Laat een overeenkomst of verschil tussen twee of meer zaken zien.

>> evenals, in vergelijking met, net als, zoals
>> ook de vergrotende trap: leuker, mooier, beter, ... dan

Slide 9 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Lezen Tekst 1: 'China wil 'harde' jongeren, geen gamers'.

Markeer of onderstreep belangrijke woorden en zinnen.
Stel vragen over delen die je lastig vindt of niet begrijpt.

Slide 10 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Maken opdr 3 vraag 1 t/m 13

Slide 11 - Slide

Lesdoelen
- Je kunt in een tekst signaalwoorden en verbanden herkennen


Slide 12 - Slide

Programma vandaag
- Herhalen lesstof
- Nakijken
- Huiswerk: werken aan de opdrachten

Slide 13 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 14 - Slide

Voorbereiding filmpje

- Neem de tekstverbanden en signaalwoorden voor je
- Noteer in je schrift welke tekstverbanden en signaalwoorden je hoort in dit filmpje

We kijken naar de eerste 2 minuten!

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Analyse filmpje
Vergelijkend
Concluderend
Opsommend
Samenvattend
Tegenstellend
Toelichtend

Slide 17 - Slide

Analyse filmpje
Vergelijkend
net als, minder
Redengevend
want
Opsommend
2x en  / of
Samenvattend
dan, dat is 
Tegenstellend
2x maar
Toelichtend
zoals

Slide 18 - Slide

Wat is een tekstverband?
A
Alle kernzinnen bij elkaar
B
Samenhang tussen woorden, zinnen en alinea's
C
Het onderwerp van een tekst uitgelegd
D
Een ander woord voor een conclusie

Slide 19 - Quiz


Zoek tekstverband:
Vroeger hield hij van pasta, tegenwoordig houdt hij meer van pizza.n.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologie
D
toelichting

Slide 20 - Quiz

Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.

Wat is het tekstverband?
A
Doel-middelverband
B
Vergelijkend verband
C
Samenvattend verband
D
Concluderend verband

Slide 21 - Quiz

Tekstverbanden, het signaalwoord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
voorbeeldgevend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 22 - Quiz

Wat is 'al met al' voor tekstverband?
A
een doel-middelverband
B
een voorwaardelijk verband
C
een toegevend verband
D
een samenvattend verband

Slide 23 - Quiz

Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van chronologie
Signaalwoorden van voorbeeld/
toelichting
maar
ook
ten eerste
toch
echter
en
bovendien
zoals
bijvoorbeeld
toen
als eerste
ten slotte
evenwel

Slide 24 - Drag question

Slide 25 - Video

Maken:
- paragraaf 3 opdr 5

Slide 26 - Slide