herhaling en oefenen hfst 1 Stepping Stones KGT 7,1

Oefenen en herhalen chapter 1 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefenen en herhalen chapter 1 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je de Past Simple gebruiken, vraagzinnen maken en zinnen ontkennend maken.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over de verleden tijd en vraagzinnen in het Engels?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

De Past Simple = Stam ww + ed of 2e rijtje van de onregelmatige werkwoorden.
De past simple wordt gebruikt om over gebeurtenissen in het verleden te praten. Het wordt gevormd door het werkwoord in de verleden tijd te zetten.                                           STAM + ED
Voorbeelden: 
 I work--> I worked. 
 I go to the theatre--> I went to the theatre
Signaalwoorden hiervoor zijn: Yesterday, last year, in 1984...

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Maak deze zin in de verleden tijd:
She works as a waitress.

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Maak de verleden tijd van de volgende zin: I buy some new shoes.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Zet de volgende zin in de past simple:
They go to school.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Vraagzinnen maken met een hulpwerkwoord
Om een vraagzin te maken, plaats je het hulpwerkwoord 'did' aan het begin van de zin en gebruik je de infinitief vorm van het werkwoord.
Voorbeeld: 
She works at McDonalds.
Vraagzin in tegenwoordige tijd: Does she work at McDonalds?
Vraagzin in verleden tijd: Did she work at McDonalds?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Je kunt ook een vraagzin maken op een andere manier.
She is our mentor --> Is she our mentor?
They are our friends.--> Are they our friends?
He is her boyfriend.---> Is he her boyfriend?

She was your best friend--> Was she your best friend?

He could pass his test. --> Could he pass his test?
They should wait at home --> Should they wait at home?


Slide 10 - Slide

This item has no instructions


_________________________________________________________ ? (make a question)
antwoord: I couldn’t see any stars in the sky.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Ontkennende zinnen
Om een zin te ontkennen, plaats je ('did not') didn't or ('does not') doesn't voor het werkwoord. 

She works at McDonalds--> She doesn't work at McDonalds

She worked at McDonalds--> She didn't work at McDonalds.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Nog een manier om zinnen ontkennend te maken:
I was a model -->                                    I wasn't a model.
He is handsome-->                               He isn't handsome. 
They are funny-->                                  They aren't funny.
They were late for school -->           They weren't late for school.
Je kunt ook ontkennende vragen maken om ergens extra nadruk aan te geven.
                                Wasn't she famous?
                                Isn't he the funny guy?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

They passed the last test. (make a negative sentence)
No, ______________________________________________________

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Did they do that on purpose? (make a negative sentence)
No, ______________________________________________________

Slide 15 - Open question

This item has no instructions


Could you help him yesterday? (make a negative sentence)
No, ______________________________________________________

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Oefenen met:

Slide 17 - Slide

This item has no instructions


He gave me several tips on how to finish the puzzle.
Wat betekent several?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

wat is het synoniem van definitely
A
waiting line
B
certainly
C
indefinitely
D
surreal

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions


There is a clear sky, without any clouds.
( wat betekent het woord clear in deze zin?)

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Our trip through Canada was really amazing.
wat betekent amazing?

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

welk synoniem past bij het woord: tiny
A
very small
B
very big
C
very good
D
huge

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

This wasn’t a hard test. I didn’t have any mistakes.
Wat betekent hard?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Welk synoniem past bij het woord: plenty?
A
to get away
B
a little
C
to acknowledge
D
a lot

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 25 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Tips voor het leren voor het PW:
  • Er zit een luistergedeelte en leestekst in de toets. Dit kun je natuurlijk niet leren maar wel oefenen!
  • Leer en oefen vooral met het maken van vraagzinnen/ontkenningen.
  • De woorden zijn ook zeker belangrijk, stampen doet wonderen--> denk aan de tienen voor de onregelmatige werkwoorden.
  • De Stones worden nauwelijks gevraagd dus besteed hier de minste aandacht aan in je leerwerk.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Hebben we nu nog tijd? Ga dan slim stampen met vocabulary of grammar!


Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions