This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
H1.6 exponentiële formule
Slide 1 - Slide
Wat betekent procent? kijk de video.
Slide 2 - Slide
Je weet nu dat 15% hetzelfde is als 0,15
10015
15 % betekent: 15 van de honderd
15 gedeeld door 100 is 0,15
De factor waarmee je nu moet vermenigvuldigen is dus 0,15!
Bijvoorbeeld:
149,50 x 0,15 = 22,425
149,50 - 22,425 = 127,08
Slide 3 - Slide
Je weet nu dat 85% hetzelfde is als 0,85
10085
85% betekent: 85 van de honderd
85 gedeeld door 100 is 0,85
De factor waarmee je nu moet vermenigvuldigen is dus 0,85!
149,50 x 0,85 = 127,08 euro
En heb je gelijk het bedrag wat Annemijn moet betalen.
Slide 4 - Slide
Welke factor hoort 10% erbij?
A
0,10
B
0,90
C
1,10
D
1,09
Slide 5 - Quiz
Welke factor hoort bij 30% eraf?
A
0,30
B
0,70
C
1,30
D
1,70
Slide 6 - Quiz
Welke factor hoort bij 0,8% erbij?
A
1,8
B
0,008
C
1,08
D
1,008
Slide 7 - Quiz
Hoeveel procent komt erbij of gaat eraf met een factor van 1,17?
A
17% erbij
B
17% eraf
C
83% erbij
D
83% eraf
Slide 8 - Quiz
Hoeveel procent komt erbij of gaat eraf met een factor van 0,93?
A
93% erbij
B
93% eraf
C
7% erbij
D
7% eraf
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Video
groeifactor
Wat gaan we deze les leren:
Steeds hetzelfde percentage erbij of eraf schrijven als een vermenigvuldiging.
Vermenigvuldigingen met dezelfde factor korter schrijven
Slide 11 - Slide
Groeifactor bij percentage
Van procenten naar groeifactor
Toename:
(100% + toename) : 100 = groeifactor
toename van 5,4%
100 + 5,4 = 105,4 : 100 = 1,054
Afname:
(100 - afname) : 100 = groeifactor
afname van 6,1%
100 - 6,1 = 93,9 : 100 = 0,939
Slide 12 - Slide
Het gaat niet altijd over geld dus nu wordt de formule:
Begingetal x groeifactor = Uitkomst
Kort: B x g t= Uitkomst
tijd
Leer dit uit je hoofd!
Slide 13 - Slide
Stappenplan.
Schrijf de formule op :
Bereken de groeifactor.
Lees de tekst en bepaal de begingetal.
Reken uit met je rekenmachine. (Tot de macht tijd (b.v.5) toets je in als: factor ^ 5)
Geef antwoord op de vraag: (de drie w 's) waar gaat het over, waar moet ik op afronden, welke eenheid hoort er bij.
B⋅gt=Uitkomst
Slide 14 - Slide
Een Facebookpagina heeft 2500 likes. Het streven is om het komende jaar het aantal likes per maand 4% te laten stijgen. Welke factor hoort bij deze toename?
Slide 15 - Open question
Bereken hoeveel likes na vier maanden worden verwacht. (2500 likes, 4% stijging per maand)
Slide 16 - Open question
Hoeveel likes worden er na een jaar verwacht? (2500 likes, 4% stijging per maand)
Slide 17 - Open question
Isa heeft een ballon opgeblazen tot de inhoud 10 liter is. De ballon loopt na het opblazen langzaam leeg. Elk uur ontsnapt ongeveer 4% van de inhoud. Wat is de factor?
Slide 18 - Open question
Laat met een berekening zien dat na zes uren nog ongeveer 7,83 liter lucht in de ballon zit. (inhoud was 10L , afname 4% per uur)